§ 20-141. Snelheidsbeperkingen.
(a) Niemand mag met een voertuig op een snelweg of in een openbare ruimte voor voertuigen rijden met een hogere snelheid dan redelijk en verstandig is onder de dan geldende omstandigheden.
(b) Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk is het verboden met een voertuig harder te rijden dan de volgende snelheden:
(1) Vijftig mijl per uur binnen de gemeentelijke grenzen voor alle voertuigen.
(2) Vijfenvijftig mijl per uur buiten de gemeentelijke grenzen voor alle voertuigen, met uitzondering van schoolbussen en schoolbusjes.
(c) Behalve tijdens het slepen van een ander voertuig, of wanneer een bord voor veilige snelheid een lagere snelheid aangeeft, of zoals anders bepaald door de wet, is het onwettig om een passagiersvoertuig te gebruiken op het interstate en primaire snelwegsysteem met minder dan de volgende snelheden:
(1) Veertig mijl per uur in een snelheidszone van 55 mijl per uur.
(2) Veertig mijl per uur in een snelheidszone van 60 mijl per uur of meer.
Deze minimumsnelheden zijn alleen van kracht wanneer de juiste borden zijn geplaatst die de minimumsnelheid aangeven.
(d) (1) Wanneer het Department of Transportation op basis van een technisch en verkeerskundig onderzoek vaststelt dat een door subparagraaf (b) toegestane snelheid hoger is dan redelijk en veilig is onder de omstandigheden op een gedeelte van een weg buiten de gemeentegrenzen of op een gedeelte van een weg die is aangewezen als onderdeel van het Interstate Highway System of op een gedeelte van een gecontroleerde toegangssnelweg (binnen of buiten de gemeentegrenzen), bepaalt en verklaart het Department of Transportation een redelijke en veilige snelheidslimiet.
(2) Wanneer het Department of Transportation op basis van een technisch en verkeerskundig onderzoek vaststelt dat een hogere maximumsnelheid dan die welke in subparagraaf (b) is vastgesteld, redelijk en veilig is onder de omstandigheden die zijn geconstateerd op een deel van een snelweg dat is aangewezen als onderdeel van het Interstate Highway-systeem of op een deel van een gecontroleerde-toegangsweg (binnen of buiten de gemeentegrenzen), bepaalt en verklaart het een redelijke en veilige maximumsnelheid.
Snelheidsbeperkingen die overeenkomstig deze subsectie zijn vastgesteld, zijn pas van kracht wanneer op de betrokken weggedeelten de nodige borden zijn geplaatst die deze beperkingen aangeven.
(e) De plaatselijke autoriteiten mogen in hun respectieve rechtsgebieden bij verordening hogere of lagere snelheden dan die van onderafdeling b) toestaan op alle straten die geen deel uitmaken van het rijkswegennet; maar geen enkele aldus vastgestelde snelheid mag een snelheid van meer dan 55 mijl per uur toestaan. De ingevolge deze onderafdeling vastgestelde maximumsnelheden worden van kracht wanneer de nodige borden ter kennisgeving daarvan zijn aangebracht op de betrokken gedeelten van de straten.
(e1) De plaatselijke overheden binnen hun respectieve jurisdicties kunnen bij verordening lagere maximumsnelheden dan die van onderafdeling (b) van deze afdeling op schoolterreinen toestaan. Indien de lagere snelheidslimiet wordt ingesteld op het terrein van een openbare school, moet de plaatselijke bestuurseenheid van de school de lagere snelheidslimiet aanvragen of goedkeuren. Indien de lagere snelheidslimiet wordt vastgesteld op het terrein van een particuliere school, moet het bestuursorgaan van de school om de lagere snelheidslimiet verzoeken of ermee instemmen. Overeenkomstig dit lid vastgestelde snelheidsbeperkingen worden van kracht wanneer op het betrokken terrein de nodige borden zijn geplaatst waarop de snelheidsbeperking is vermeld. Aperson who drives a motor vehicle on school property at a speed greater than the speed limit set and posted under this subsection is responsible for an infraction and is required to pay a penalty of two hundred fifty dollars($250.00).
(f) Wanneer de plaatselijke autoriteiten binnen hun respectievelijke jurisdicties op basis van een technisch en verkeerskundig onderzoek vaststellen dat een hogere maximumsnelheid dan die van subparagraaf (b) redelijk en veilig is, of dat een eerder genoemde snelheid groter is dan redelijk en veilig is, onder de omstandigheden die zijn geconstateerd op enig deel van een straat binnen de gemeentegrenzen en welke straat deel uitmaakt van het rijkswegennet (met uitzondering van die snelwegen die zijn aangewezen als onderdeel van het interstate highway-systeem of een andere gecontroleerde-toegangsweg) zullen die plaatselijke autoriteiten een veilige en redelijke maximumsnelheid vaststellen en afkondigen. De overeenkomstig dit subonderdeel vastgestelde maximumsnelheid mag niet hoger zijn dan 55 mijl per uur. De overeenkomstig dit subonderdeel vastgestelde maximumsnelheden worden van kracht wanneer het Department of Transportation een bekrachtigende verordening heeft uitgevaardigd en borden zijn geplaatst waarop de toegestane maximumsnelheid is vermeld.
Wanneer lokale autoriteiten een weg van het rijkswegennet annexeren, blijft de snelheidslimiet die op het moment van annexatie op de weg gold, van kracht totdat zowel het ministerie als de gemeente gelijkluidende verordeningen aannemen om de snelheidslimiet te wijzigen.
Het Department of Transportation is gemachtigd om de wettelijke snelheidslimiet te verhogen of te verlagen op alle snelwegen van het rijkswegennet binnen gemeenten die niet beschikken over een bestuursorgaan om gemeentelijke verordeningen aan te nemen zoals bij wet is bepaald. Het Department of Transportation bepaalt een redelijke en veilige snelheidslimiet op dezelfde wijze als in G.S. 20-141(d)(1)enG.S. 20-141(d)(2) is bepaald voor het wijzigen van de snelheidslimieten buiten de gemeenten,zonder actie van de gemeente.
(g) Wanneer het Department of Transportation of de lokale autoriteiten binnen hun respectieve jurisdicties op basis van een technisch en verkeersonderzoek vaststellen dat lage snelheden op enig deel van een snelweg de normale en redelijke beweging van het verkeer aanzienlijk belemmeren, kan het Department of Transportation of een dergelijke lokale autoriteit een minimumsnelheid vaststellen en afkondigen waaronder niemand een motorvoertuig mag besturen behalve wanneer dit noodzakelijk is voor een veilige werking in overeenstemming met de wet. Een dergelijke minimumsnelheidslimiet wordt van kracht wanneer op het betreffende deel van de snelweg passende borden zijn geplaatst die deze limiet aangeven. Op voorwaarde dat een dergelijke minimumsnelheidslimiet voor die snelwegen en straten binnen de gemeentegrenzen die deel uitmaken van het rijkswegennet, alleen van kracht is wanneer verordeningen tot vaststelling van de minimumsnelheidslimiet worden aangenomen en goedgekeurd door zowel het ministerie van Vervoer als de plaatselijke autoriteiten. De bepalingen van deze subsectie zijn niet van toepassing op landbouwtractoren en andere motorvoertuigen die rijden met een snelheid die redelijk is voor het type en de aard van dergelijke voertuigen.
(h) Niemand mag een motorvoertuig op de weg gebruiken met een zodanige lage snelheid dat daardoor het normale en redelijke verkeer wordt gehinderd, behalve wanneer een lagere snelheid noodzakelijk is voor een veilig gebruik of voor het niet voldoen aan de wet; deze bepaling is echter niet van toepassing op landbouwtractoren en andere motorvoertuigen die rijden met een snelheid die redelijk is voor het type en de aard van dergelijke voertuigen.
(i) Het Department of Transportation is bevoegd om bepaalde snelwegen van de Staat aan te wijzen en op passende wijze te markeren als vrachtroutes.
(j) Ingetrokken bij Session Laws 1997, c. 443, s.19.26(b).
(j1) Een persoon die met een voertuig op een snelweg rijdt met een snelheid die ofwel meer dan 15 mijl per uur hoger is dan de wettelijk vastgestelde maximumsnelheid voor de snelweg waar de overtreding plaatsvond, ofwel meer dan 80 mijl per uur bedraagt, maakt zich schuldig aan een misdrijf van klasse 3.
(j2) Een persoon die met een motorvoertuig in een werkzone langs een snelweg rijdt met een snelheid die hoger is dan de snelheidslimiet die volgens deze sectie is vastgesteld en opgehangen, moet een boete betalen van tweehonderdvijftig dollar ($250,00). Deze boete wordt opgelegd naast de in dit hoofdstuk vastgestelde straffen. Een “werkzone langs een snelweg” is het gebied tussen het eerste bord dat automobilisten informeert over het bestaan van een werkzone langs een snelweg en het laatste bord dat automobilisten informeert over het einde van de werkzone. De bijkomende straf die bij deze onderafdeling wordt opgelegd, is alleen van toepassing indien aan het begin en het einde van een segment van de werkzone borden zijn geplaatst waarop de straf voor snelheidsovertredingen in dat segment van de werkzone is aangegeven. De secretaris zorgt ervoor dat op werkzones alleen sanctieborden worden geplaatst indien de secretaris na technisch onderzoek vaststelt dat de plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de weggebruikers te waarborgen wegens een gevaarlijke situatie.
Een wetshandhavingsfunctionaris die een dagvaarding uitreikt voor een overtreding van deze sectie terwijl hij zich in een werkzone van een snelweg bevindt, moet de snelheid van het voertuig en de snelheidslimiet die in het segment van de werkzone is geplaatst, aangeven en bepalen of de betrokkene een overtreding van G.S. 20-141(j1) heeft begaan. Bij veroordeling van een individu voor een overtreding van deze sectie terwijl in een snelweg werk zone, zal de griffier van de rechtbank melden dat het voertuig was in een werk zone op het moment van de overtreding, de snelheid van het voertuig, en de maximumsnelheid van de werk zone aan deDivision of Motor Vehicles.
(j3) Een persoon is schuldig aan een klasse 2 misdrijf indien de persoon rijdt een commercieel motorvoertuig met een lading die onderworpen is aan de vergunningsvereisten van G.S. 20-119 op een snelweg of een openbaar gebied voor voertuigen met een snelheid van 15 mijl per uur of meer boven ofwel:
(1) De geplaatste snelheid; of
(2) De beperkte snelheid, indien van toepassing, van de vergunning, of indien geen vergunning was verkregen, de snelheid die van toepassing zou zijn op de lading indien een vergunning was verkregen.
(k) ingetrokken bij Session Laws 1995 (Regular Session,1996), c. 652, s. 1.
(l) Niettegenstaande enige andere bepaling vervat inG.S. 20-141 of enige andere wet of verordening van deze Staat, met inbegrip van gemeentehandvesten, is een snelheidsbeperking op een gedeelte van de openbare wegen binnen het rechtsgebied van deze Staat uniform van toepassing op alle typen motorvoertuigen die van dat gedeelte van de weg gebruik maken, indien op 1 november 1973 op dat gedeelte van de weg een snelheidsbeperking van toepassing was die uniform van toepassing was op alle typen motorvoertuigen die er gebruik van maakten. Op voorwaarde evenwel dat een lagere snelheidsbeperking kan worden vastgesteld voor elk voertuig dat met een speciale vergunning rijdt, op grond van het gewicht of de afmetingen van dat voertuig, met inbegrip van de lading die erop rust. Het voorschrift van een uniforme snelheidsbeperking geldt niet voor enig deel van de autosnelweg gedurende de tijd dat de toestand van de autosnelweg, het weer, een ongeval of een andere omstandigheid een tijdelijk gevaar oplevert voor de veiligheid van het verkeer op dat deel van de autosnelweg.
(m) Het feit dat de snelheid van een voertuig lager is dan de voornoemde limieten ontheft de bestuurder van een voertuig niet van de plicht de snelheid te verminderen als nodig is om botsing met een persoon, voertuig of ander vervoermiddel op of rijdend op de snelweg te voorkomen en om letsel aan een persoon of eigendom te voorkomen.
(n) Niettegenstaande enige andere bepaling vervat in G.S.20-141 of enig ander statuut of wet van deze Staat, zal het nalaten van een automobilist om zijn voertuig te stoppen binnen de straal van zijn koplampen of het bereik van zijn visie niet worden beschouwd als nalatigheid per se of contributieve nalatigheid per se.
(o) Een overtreding van G.S. 20-123.2 is een minder ernstige overtreding van elke overtreding van deze sectie, en is onderworpen aan de volgende beperkingen en voorwaarden:
(1) Een overtreding van G.S. 20-123.2 wordt in het proces-verbaal van de bestuurder opgenomen als “Ondeugdelijke uitrusting – Snelheidsmeter.”
(2) De minder ernstige overtreding krachtens deze onderafdeling is niet van toepassing op beschuldigingen van snelheidsovertredingen van meer dan 25 mijl per uur of meer dan de aangegeven maximumsnelheid.
Er worden geen punten voor het rijbewijs of verzekeringstoeslag geheven wegens een overtreding van deze onderafdeling.
(p) Een bestuurder die wordt beschuldigd van snelheidsovertredingen van meer dan 25 mijl per uur boven de aangegeven maximumsnelheid komt niet in aanmerking voor een verzoek tot voortzetting van het vonnis. (1937,c. 297, s. 2; c. 407, s. 103; 1939, c. 275; 1941, c. 347; 1947, c. 1067, s. 17;1949, c. 947, s. 1; 1953, c. 1145; 1955, c. 398; c. 555, ss. 1, 2; c. 1042;1957, c. 65, s. 11; c. 214; 1959, c. 640; c. 1264, s. 10; 1961, cc. 99, 1147;1963, cc. 134, 456, 949; 1967, c. 106; 1971, c. 79, ss. 1-3; 1973, c. 507, s.5; c. 1330, s. 7; 1975, c. 225; 1977, c. 367; c. 464, s. 34; c. 470; 1983, c.131; 1985, c. 764, ss. 29, 30; 1985 (Reg. Sess., 1986), c. 852, s. 17; 1987, c.164; 1991 (Reg. Sess, 1992), c. 818, s. 1; c. 1034, s. 1; 1993, c. 539, s.366, 367; 1994, Ex. Sess., c. 24, s. 14(c); 1995 (Reg. Sess., 1996), c. 652, s.1; 1997-341, s. 1; 1997-443, s. 19.26(b); 1997-488, s. 1; 1999-330, s. 3; 2000-109,s. 7(c); 2003-110, s. 1; 2004-203, s. 70(a); 2005-349, s. 11; 2007-380, ss. 1,2; 2009-234, ss. 1, 2; 2011-64, s. 2; 2012-194, s. 9; 2013-360, s. 18B.14(k).)