In de aflevering van deze week gaan we in op de invloed die de reformatie en contra-reformatie hadden op de wereld van de muziek, waaronder het werk van Giovanni Pierluigi da Palestrina.
Op Allerheiligen, 1517, spijkerde Maarten Luther een stuk papier op de deur van de Slotkerk in Wittenberg, Saksen. Dat moment wordt meestal gedefinieerd als het begin van de protestantse reformatie, die de kerk voorgoed veranderde. De rol van muziek in de eredienst veranderde sterk in de protestantse kerk. Muziek was niet langer voorbehouden aan de geschoolde muzikanten en zangers van de kathedraal, maar was bedoeld om door de hele gemeente te worden gedeeld. De nieuw gevormde kerk introduceerde nieuwe liederen voor de eredienst, de zogenaamde koralen, waarvan sommige door Luther zelf geschreven waren. Dit waren eenvoudige, gedenkwaardige melodieën die niet in het Latijn werden gezongen.
Toen de protestantse kerk groeide en hun gebruiken en koralen populairder werden, voelde de katholieke kerk de noodzaak om te reageren, wat een periode inleidde die de contra-reformatie werd genoemd. In 1545 begon de katholieke kerk met het concilie van Trente. Een van de vele details die tijdens dit concilie werden besproken, was de rol van kunst en in het bijzonder muziek binnen de kerk. De groeiende tendens in de compositiepraktijk in die tijd was complexiteit. De mis was een speelplaats geworden voor componisten om te laten zien hoe ingewikkeld ze de polyfonie en het contrapunt konden maken. Het resultaat was een veelvoud aan melodieën met verschillende teksten over verschillende onderwerpen, allemaal tegelijk gezongen, een virtuele chaos voor het oor. Het concilie stelde een decreet voor om de mis te vereenvoudigen zodat de tekst altijd duidelijk is.
Legende stelt dat het concilie voorstelde om de compositie van polyfonie helemaal te stoppen en terug te keren naar de gewone gezangen die veel dichter lagen bij de koralen die door de protestanten werden gezongen. Dat is waar Palestrina om de hoek kwam kijken. Giovanni Pierluigi da Palestrina was koormeester in Rome in die tijd en nam het op zich om een mis te componeren die een voorbeeld was van alle vooruitgang in de studie van de polyfonie, maar toch duidelijk, toegankelijk en aangenaam voor het oor was. Zijn Paus Marcellus Mis staat model voor wat 16e eeuwse polyfonie kon bereiken.
Hoewel het onwaarschijnlijk is dat dit werk daadwerkelijk de studie van polyfonie en muziek gered heeft, is de historische invloed ervan onmiskenbaar. Paus Pius IV verklaarde dat Palestrina’s muziek moest worden nagevolgd door toekomstige generaties van katholieke componisten van gewijde muziek.