Onze vijf zintuigen hebben aanleiding gegeven tot een groot lexicon. Voor het gezichtszintuig hebben we, naast honderd andere, het werkwoord zien, maar ook het werkwoord kijken. Men ziet onopzettelijk, maar men kijkt bewust.

Wanneer men een ander met een zekere brutaliteit aankijkt, zegt men: “Waar kijk je naar?”, niet: “Wat zie je? Wanneer wij toevallig een boek zien dat ons interesseert, naderen wij het om het aandachtig te bekijken.

Voor de zin van het horen hebben wij twee andere werkwoorden, die op een parallelle wijze functioneren als de genoemde: horen en luisteren. We horen geluiden en we luisteren naar wat ze ons vertellen. Dat is de klassieker.

De dingen zijn echter niet zo eenduidig. We gaan in stappen.

Hoorn. Een geluid dat we niet willen horen.

De RAE legt uit: dat luisteren is “aandacht schenken of het oor aanwenden om te horen”. En het geeft als voorbeeld: “De psychoanalyticus luisterde zonder ongeduld naar Carlos Rodó” (in de roman El desorden de tu nombre, van Juan José Millás). En dat “daarom de handeling van het luisteren vrijwillig is en intentionaliteit van het subject impliceert, in tegenstelling tot het horen, dat eenvoudigweg betekent ‘waarnemen door te horen of wat hij zegt'”. En het voorbeeld: “Ik hoorde donder. Het begon te regenen “in (La octava maravilla, door de Argentijnse Vlady Kociancich.

Hier hebben we echter juist voorbeelden van het tegendeel. Zou iemand zeggen dat het in “Oíd mortales, el grito sagrado, libertad, libertad, libertad” een kwestie is van onwillekeurig horen, van niet op die sleutelwoorden letten?

Hetzelfde geldt voor het lied waarin Joaquín Sabina tot zijn psychoanalyticus spreekt: “Oiga, dokter”, zegt hij. En als er één ding is waar analisten prat op gaan, dan is het wel hun luisteren.

De Academie herkende dit heen-en-weer geloop van betekenis al, het moet gezegd. In de Diccionario Panhispánico de Dudas verduidelijken ze: “Aangezien ‘oír’ een algemenere betekenis heeft dan ‘escuchar’, kan het bijna altijd in plaats van het laatste worden gebruikt, iets wat in het klassieke Spaans al voorkwam”.

Ze vinden het minder leuk dat we ‘escuchar’ gebruiken in plaats van ‘oír’, maar wat een remedie, het werd gebruikt en wordt gebruikt. Zij zeggen: “Minder te rechtvaardigen is het gebruik van ‘escuchar’ in plaats van ‘oír’, om eenvoudigweg te verwijzen naar de actie van het waarnemen van een geluid door het oor, zonder dat er sprake is van enige voorafgaande intentionaliteit van het subject; maar het is een gebruik dat ook al sinds de klassieke oudheid bestaat en vandaag de dag nog steeds in gebruik is bij prestigieuze auteurs, vooral Amerikaanse, dus er is geen reden om het te veroordelen. Een voorbeeld wordt gegeven door Cervantes zelf: “Het verschrikkelijke en vreselijke gebrul ervan werd van heinde en verre gehoord”, zegt hij in Los trabajos de Persiles y Segismunda, 1616. En dichterbij: “De blaasbalgen gierden, de banden slipten in het stof, de remmen klapten uit elkaar en er klonk geschreeuw”, schrijft de Cubaan Severo Sarduy in Pájaros de la playa (Vogels op het strand), 1993.

“De sprekers hebben geen probleem, ze zeggen wat ze willen zeggen”, zegt de Argentijnse taalkundige Alejandro Raiter, in een interview met Clarín. Het probleem, legt hij uit, verschijnt in geschreven taal, wanneer de details worden verfijnd. Het zijn, in het kort, werkwoorden van waarneming, zeer vergelijkbaar. En hij geeft een voorbeeld uit deze dagen van Zoom: “Ik hoorde dat zij slecht naar mij luisterden”, waarbij het kennelijk om dezelfde ervaring gaat, slecht te horen, van de ene kant en van de andere.

Deze werkwoorden kruisen elkaar permanent, legt de taalkundige uit. Dat verklaart waarom je woorden niet los van elkaar kunt analyseren. Er is altijd de situatie waarin het gezegd wordt, de geografische plaats waar het gezegd wordt, het tijdstip waarop het gezegd wordt. Om te spreken, spreekt men met dat alles.

Zou iemand kunnen zeggen dat het in ‘Oíd mortales, el grito sagrado, libertad, libertad, libertad’ een kwestie is van onwillekeurig horen, van niet op die sleutelwoorden letten?

Het is echter bekend dat degenen die de zaken recht willen praten – spraak onttrekt zich aan dergelijke regels – op lachwekkende gevallen wijzen: Een veel voorkomend geval van misbruik: buren die getuige zijn van een gebeurtenis verklaren dat “ruzie en geschreeuw te horen waren”. Waren zij hun buren aan het afluisteren en luisterden zij naar hun gesprekken en ruzies, of hoorden zij spontaan stemmen en geschreeuw op de binnenplaats? De eersten zijn bezige bijen, de laatsten zijn toevallige getuigen. De ruzies en het geschreeuw “waren te horen”.

Er is ook de presentator die, om een telefonerende deelnemer te horen, zegt: “Maria, ik kan je niet horen”. Hoe onbeleefd! Als Maria het programma belt, waarom wil hij dan niet naar haar luisteren? Wat er gebeurt is dat hij haar niet goed hoort, wat heel anders is.

Er is een klassiek en zeer illustratief voorbeeld van: “En de docent zei op fluistertoon: ‘Degenen op de achterste rij, kunnen jullie me horen?’, waarop de een antwoordde: ‘We luisteren heel goed naar u, professor, maar we horen u nauwelijks'”.

 Eet of drinkt u ijs? En wat dacht u van soep? De RAE twittert en wakkert controverse aan
Zie ook

Wordt ijs gegeten of gedronken? En soep? De RAE twittert en wakkert de controverse aan

"Ik weet alles": die encyclopedie die ons zoveel heeft geleerd
Zie ook

“Ik weet alles”: die encyclopedie die ons zoveel leerde

La Vanguardia/ Redacción

PK

Articles

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.