Een gezonde bloedsuikerspiegel is tussen 70 en 130 milligram per deciliter (mg/dL) voor de maaltijd en minder dan 180 mg/dL één tot twee uur na het begin van een maaltijd, volgens de American Diabetes Association. Drie tests worden gewoonlijk gebruikt om de bloedsuikerspiegel te meten. Een willekeurige plasmaglucosetest is een bloedtest die op elk moment van de dag wordt uitgevoerd. Het kan erop wijzen dat u diabetes hebt als uw bloedglucosespiegel 200 mg/dL of hoger is. Een nuchtere plasmaglucose (FPG)-test wordt vaak ’s ochtends vroeg uitgevoerd, nadat u ten minste acht uur niet hebt gegeten. U kunt worden gediagnosticeerd met prediabetes (een risico voor diabetes) als uw bloedglucosespiegel 100 tot 125 mg/dL is bij de FPG-test, en u kunt diabetes hebben als uw spiegel 126 mg/dL of hoger is.
De derde test, de orale glucosetolerantietest (OGTT), wordt ook gedaan nadat u acht uur hebt gevast. U neemt een glucosebevattend drankje, en twee uur later wordt uw bloed afgenomen. Als uw bloedglucosespiegel bij twee verschillende OGTT’s 200 mg/dL of hoger meet, kan diabetes bij u worden vastgesteld. Als het 140 tot 199 meet op een OGTT, hebt u mogelijk prediabetes.