Hopboom is een inheemse aromatische heester uit Noord-Amerika die kan uitgroeien tot een kleine boom van maximaal 20 voet hoog, met een afgeronde kroon. Hij kan ook struikvormig zijn met meerdere stammen. Vermalen twijgen en gebladerte produceren een onaangename geur, vandaar de alternatieve volksnaam ‘stinkend-asfalt’.
De schors is dun bruingrijs tot roodbruin van kleur, glad tot licht geschubd, met horizontale lenticellen en met wrattige kurkachtige richels op grotere stammen.
Twijgen zijn lichter bruin, bedekt met fijn haar, met korte donzige knoppen en U-vormige bladlittekens.
Bladeren zijn afwisselend en handvormig samengesteld met 3 deelblaadjes aan een lange bladsteel. De afzonderlijke blaadjes zijn eirond tot elliptisch van vorm, 2 tot 4 cm lang, de zijblaadjes zonder steel, het eindblaadje op een korte steel, glimmend blauwgroen van boven, bleker van onderen, met gladde randen of licht getand. De onderzijde is gemarkeerd met kleine klierpuntjes die de chemische stof produceren die de aromatische stoffen afgeeft. De herfstkleur is geel.
Bloemen zijn mannelijk, vrouwelijk en soms perfect, en verschijnen in het voorjaar in eindstandige samengestelde trossen (cymes), elke gesteelde bloem 1/4 tot 1/2 duim breed met 4 of 5 smalle groenachtig-witte behaarde bloemblaadjes, 4 tot 5 meeldraden op de mannelijke bloemen. De kelkbladen zijn veel korter dan de kroonbladen. Vrouwelijke bloemen hebben een enkele afgeplatte stamper. Bloemen hebben ook een onaangename geur.
Vruchten: De bloemen rijpen in de zomer uit tot hangende trossen van een centimeter brede, lichtbruine, ronde samara’s die flinterdun zijn, vandaar de oude volksnaam ‘wafer-ash’. De samara bevat 2 tot 3 bruine zaden die omgeven zijn door de dunne afgeronde vleugel die vele netvormige vliezen vertoont. Deze blijven tot in de winter aan de boom, wat helpt bij de identificatie van deze boom. De samara’s hebben de geur van hop.
Habitat: Hop-boom groeit op rijke bosgrond met voldoende vocht en gedeeltelijke zon en is te vinden als onderbeplanting van de grotere bosbomen, op zandige beekranden en richels. Het wortelstelsel is houtachtig maar plant zich niet voort vanuit de ondergrondse delen.
Namen: De soortnaam, trifoliata, is een verwijzing naar het 3-bladige blad. Het geslacht, Ptelea, komt uit het Grieks voor iep, die ook soortgelijke, maar kleinere, gevleugelde zaden heeft. Ondanks de alternatieve naam “Wafer-ash”, is het geen lid van de esfamilie. Die naam komt van de dunne samara die rond is als een wafeltje, niet langwerpig zoals de meeste essenzaden. maar net als de essen omgeeft de dunne samara het zaad. De auteursnaam voor de plantenclassificatie – “L.” is voor Carl Linnaeus (1707-1778), Zweeds botanicus en de ontwikkelaar van de binomiale nomenclatuur van de moderne taxonomie.