Voor-Spaanse geschiedenis
Volgens wat kan worden afgeleid uit wat latere verslagen, moeten de Filippino’s in de 15e eeuw zich voornamelijk hebben beziggehouden met zwerflandbouw, jacht en visserij. Sedentaire landbouw was de uitzondering. Alleen in de bergen van Noord-Luzon, waar zo’n 2000 jaar geleden uitgebreide rijstterrassen werden aangelegd, waren levensonderhoud en sociale organisatie verbonden met een vast grondgebied. De bewoners van het laagland leefden in uitgebreide verwantschapsgroepen, barangays genaamd, die elk onder leiding stonden van een datu, of stamhoofd. De barangay, die gewoonlijk niet meer dan een paar honderd individuen telde, was gewoonlijk de grootste stabiele economische en politieke eenheid.
Binnen de barangay lijkt het statussysteem, hoewel niet rigide, uit drie brede klassen te hebben bestaan: de datu en zijn familie en de adel, vrijheren, en “afhankelijken”. Deze derde categorie bestond uit drie niveaus: deelpachters, schuldslaven en krijgsgevangenen. De laatste twee niveaus werden door Spaanse waarnemers “slaven” genoemd. De status van slaaf werd geërfd, maar werd door middel van kwijtschelding en huwelijken tussen de klassen zelden langer dan twee generaties. De fluïditeit van het sociale systeem was gedeeltelijk het gevolg van een bilateraal verwantschapssysteem waarin de afstamming gelijkelijk werd gerekend via de mannelijke en vrouwelijke lijn. Het huwelijk was kennelijk stabiel, hoewel echtscheiding onder bepaalde omstandigheden sociaal aanvaardbaar was.
De vroege Filippino’s volgden verschillende plaatselijke godsdiensten, een mengeling van monotheïsme en polytheïsme waarbij het laatste overheerste. Voor het gunstig stemmen van geesten waren talrijke rituelen nodig, maar er was geen duidelijke religieuze hiërarchie. In godsdienst, evenals in sociale structuur en economische activiteit, was er aanzienlijke variatie tussen en zelfs binnen de eilanden.
Dit patroon begon echter te veranderen in de 15e eeuw, toen de Islam werd geïntroduceerd op Mindanao en de Sulu Archipel via Brunei op het eiland Borneo. Samen met veranderingen in religieuze overtuigingen en praktijken kwamen er ook nieuwe politieke en sociale instellingen. Tegen het midden van de 16e eeuw waren twee sultanaten gevestigd, die een aantal barangays onder hun gezag hadden gebracht. Een machtige datu tot in het noorden van Manilla omarmde de Islam. Het was in het midden van deze golf van islamitisch proselitisme dat de Spanjaarden arriveerden. Als de Spanjaarden een eeuw later waren gekomen of als hun motieven strikt commercieel waren geweest, dan zouden de Filippino’s vandaag de dag misschien een overwegend islamitisch volk zijn geweest.