Er waren een aantal manieren waarop de Schotse geneeskunde in deze tijd duidelijk verschilde van die in Engeland en elders in Europa.

In Edinburgh onderhield de infirmerie nauwe banden met de universiteit – waardoor medische studenten niet alleen van de theorie leerden, maar ook van praktische ervaring. Studenten in Schotland konden binnen één universiteit een scala van medische vakken bestuderen – wat ertoe bijdroeg dat zij huisartsen werden. Zij konden de vakken kiezen die hen interesseerden (in plaats van noodzakelijkerwijs een volledige graad te studeren) en in het Engels leren, aangezien het gebruik van Latijn aan de Schotse universiteiten geleidelijk werd afgebouwd.

Anatomie en chirurgie: de migratie naar Londen

Twee van de meest geciteerde voorbeelden zijn de anatomistische broers John en William Hunter. In een klimaat waarin er in Londen geen universiteiten waren om anatomisch onderwijs aan te bieden (en waarin chirurgen een relatief minderwaardige positie innamen ten opzichte van artsen) wordt algemeen aangenomen dat John Hunter’s onderzoek, publicaties, museum van preparaten en lezingen een belangrijke rol hebben gespeeld in de toenemende opkomst van chirurgie van het rijk van het ambacht naar dat van de wetenschap.

Links: John Hunter. Rechts: William Hunter

William Hunter was niet alleen anatoom en arts, maar ook de oprichter van waarschijnlijk de meest vooraanstaande Londense particuliere medische school van de achttiende eeuw – met een eigen anatomische collegezaal, een museum en een uitgebreide bibliotheek. Hem wordt ook algemeen de introductie in Londen van de dissectie op de “Parijse manier” toegeschreven (d.w.z. dat studenten toegang hadden tot lichamen voor dissectie, in plaats van alleen maar hun leraar te observeren). Bovendien was hij een van de meest geprezen man-middenvrouwen van zijn tijd, in de voetsporen van zijn mentoren in Londen – William Smellie en James Douglas, beiden ook Schotten.

William Hunter, Anatomy of the Human Gravid Uterus, 1774

Man-midwifery

De groei van de man-midwifery in Londen in de achttiende eeuw wordt door sommigen beschouwd als een bijzonder Schots fenomeen. Hiervoor is een aantal redenen aangevoerd, zoals de breedte van de Schotse medische opleiding, de aanvaarding van vroedkunde als een vak in het universitair onderwijs (in 1726 werd in Edinburgh een leerstoel voor vroedvrouwen ingesteld) en de relatieve uitsluiting van Schotten van toelating tot de Engelse medische elites – wat een stimulans was om een eigen, aparte niche uit te boren.

William Smellie, A Sett of Anatomical Tables, with Explanations, and an Abridgement, of the Practice of Midwifery. 1754

Pathologie en therapeutica: Schotse modellen voor het begrijpen van ziekten

Echtiende-eeuwse studies over de oorzaak van ziekten zijn door historici meestal gekarakteriseerd als een belangrijk gebied van Schotse bijdrage. Het werk van William Cullen, wiens nosologie (d.w.z. poging om ziekten systematisch te classificeren) zich concentreerde op het centrale belang van zenuwen, krijgt bijzondere aandacht. Deze benadering vond veel navolging en zenuwaandoeningen werden een centraal aandachtspunt in de achttiende-eeuwse studie.

Invloeden van Cullen’s werk buiten Schotland zijn te zien in de aantekeningen van Londense studenten en in de medische diagnoses in veel Engelse ziekenzalen.

De overname van zijn theorieën over besmetting, met name koorts, door een aantal van zijn studenten die Quakers waren en die dit vervolgens in de praktijk brachten in de dispensaria en het gesticht van Engeland, is bijzonder significant.

Links: William Cullen. Rechts: John Brown

Een andere belangrijke figuur was Cullen’s vroegere leerling John Brown. Er is niet veel bekend over Brown (een buitenmuraal medisch docent in Edinburgh). De invloed van de door hem opgestelde nosologie (die Brunonianisme is gaan heten) was echter wijdverbreid. Het systeem bestond in wezen uit een extreme vereenvoudiging van de classificatie van ziekten op basis van zenuwen, waarbij de oorzaken van de ziekte twee vormen aannamen – ofwel over- of onderprikkeling.

De invloed van het Brunonianisme op het continent, met name in Duitsland, was groot. De overname ervan door een jongere generatie medici maakte deel uit van een bredere afwijzing van meer traditionele benaderingen van de geneeskunde en van onenigheid binnen de samenleving. De relatieve vaagheid van Browns doctrine was een belangrijke factor in het succes ervan – latere Brunonianen konden de basisprincipes van zijn benadering aanvullen en aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden.

Publieke hygiëne en militaire dienst

Schotten speelden ook een belangrijke rol in de militaire geneeskunde in die periode. De artsen en chirurgen van dit land maakten deel uit van een bijzonder grote instroom in militair-gerelateerd werk in deze tijd. De verklaringen hiervoor zijn velerlei, waaronder het feit dat aan Schotse universiteiten militair-gerelateerde wetenschappelijke vakken werden onderwezen en dat degenen die aan de militaire dienst deelnamen het recht hadden om in Engeland hun beroep als chirurg uit te oefenen zonder de gebruikelijke formele certificering.

James Lind, en zijn geschriften over scheurbuik

Een bijzonder bestudeerd voorbeeld is James Lind (die eerst marinechirurg was en daarna arts). Lind voerde wat door sommigen wordt beschouwd als ’s werelds eerste gecontroleerde proefneming, waarbij hij verschillende voorgestelde geneeswijzen tegen scheurbuik testte op een groep zeelieden.

Articles

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.