Het Noorse Nobelcomité riep de Egyptische president Anwar Sadat en de Israëlische premier Menachem Begin op zich opnieuw in te spannen om “de door oorlog uitgeputte bevolking van het Midden-Oosten een toekomst zonder oorlog te verzekeren”. Het comité kende gisteren zijn Nobelprijs voor de Vrede 1978 gezamenlijk toe aan de twee leiders voor de vooruitgang die zij reeds hebben geboekt bij het beëindigen van 30 jaar Arabisch-Israëlische oorlogvoering.
In een citaat waarin openlijk de politieke intentie werd uitgesproken de Egyptisch-Israëlische onderhandelingen te bespoedigen door de eer nu aan beide mannen toe te kennen, prees het comité ook van harte de “grote rol” van President Carter bij het bijeenbrengen van Sadat en Begin op de Topconferentie in Camp David vorige maand.
Carter was ook voor de prijs genomineerd, maar ruim nadat de termijn van februari voor formele nominaties was verstreken, vertelde Aase Lionaess, hoofd van het Nobelcomité, verslaggevers bij de aankondiging van de prijs in Oslo.
De aankondiging leidde tot gemengde reacties over de hele wereld. In Israel was men opgetogen. Maar in een meer ingetogen Egyptische reactie, verzuimde Caïro Radio te vermelden dat Sadat zijn lang begeerde prijs zou moeten delen met Begin. De Egyptische redacties uitten hun teleurstelling over de gedeelde prijs.
De Arabische critici van Sadat en de rechts-extremisten in Israël veroordeelden voorspelbaar de toekenning van de Nobelprijs als erkenning van de twee akkoorden die in september in Camp David waren uitgewerkt als kader voor de vrede. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie verklaarde dat het Midden-Oosten “explosief zal blijven” ondanks de toekenning van de prijs aan “twee fascisten met een zwarte geschiedenis.”
Er zat een overvloed aan ironie in het besluit om de prijs toe te kennen voor een vredesakkoord dat nog in de kinderschoenen staat. De aankondiging kwam toen de regering Carter en Begin verwikkeld bleven in een boos publiek geschil dat tijdelijk de voortgang heeft geblokkeerd van het Egyptisch-Israelische vredesverdrag dat Begin en Sadat in Camp David overeenkwamen vóór 17 december te ondertekenen.
In een korte boodschap aan Begin en Sadat koppelde Carter zijn gelukwensen “voor de eer die u zo ten volle toekomt” aan de aansporing dat “het werk dat u tot dusver hebt verricht niet onvoltooid mag blijven.”
Zowel Sadat als Begin kwamen aan de vredestafel via carrières die sterk gekenmerkt werden door geweld. Begin was een leider van een anti-Britse terroristische organisatie tijdens Israëls onafhankelijkheidsoorlog, en Sadat, een carrière-legerofficier die in 1952 hielp bij het beramen van de staatsgreep tegen Koning Farouk, begon de oorlog tegen Israël in oktober 1973. Ironisch genoeg was het deze oorlog die uiteindelijk leidde tot de vredesdrang die uitmondde in Camp David.
De verklaarde politieke bedoeling van de prijs bracht het Nobelcomité voor de tweede keer in vijf jaar direct in een actief conflict. In 1973 verdeelde het comité de prijs tussen toenmalig staatssecretaris Henry A. Kissinger en de Noord-Vietnamese Le Duc Tho voor hun onderhandelingen om een einde te maken aan “een gruwelijke oorlog” in Vietnam.
De prijs van 1973, die Le Duc Tho weigerde te aanvaarden, werd aangeboden met de uitdrukkelijke hoop van het comité dat beide partijen de staakt-het-vuren-overeenkomsten die dat jaar in Parijs waren bereikt, zouden eerbiedigen. Het conflict in Vietnam duurde voort tot de volledige overwinning van Noord-Vietnam in april 1975.
De eervolle vermelding bij de gezamenlijke prijs van dit jaar feliciteert Sadat specifiek met zijn “historische bezoek” aan Jeruzalem in november 1977, dat “een bres heeft geslagen in de psychologische muur die gedurende een hele generatie begrip en menselijk contact tussen Egypte en Israël had geblokkeerd.”
Het verslag bevat ook specifieke lof voor Carter’s “positieve initiatief” om de Camp David akkoorden tot stand te brengen, die volgens het verslag “op zichzelf een overwinning betekenen voor het idee van vrede in dit deel van de wereld.”
Begins bijdragen worden echter niet gespecificeerd, en zijn opname lijkt meer te maken te hebben met de hoop van de commissie voor de toekomst dan met haar evaluatie van de rol van de Israelische premier tot nu toe.
“Er moeten nog essentiële onderhandelingen worden gevoerd voordat het idee van vrede is verankerd in politiek bindende akkoorden, die de door oorlog uitgeputte bevolking van het Midden-Oosten een toekomst zonder oorlog kunnen verzekeren,” verklaarde de aanhaling.
“Met de toekenning van de vredesprijs voor 1978 aan Menachem Begin en Anwar Sadat wil het Nobelcomité niet alleen de reeds in dienst van de vrede verrichte daden eren, maar ook verdere inspanningen aanmoedigen om praktische oplossingen uit te werken die de hoop op een duurzame vrede, zoals die door de kaderovereenkomsten is gewekt, werkelijkheid kunnen doen worden.”
De keuze is gemaakt door een comité van vijf Noren, gekozen door het Noorse parlement, dat geen toezicht houdt op het comité nadat het is gekozen. Lionaess, de politica die de jury leidt, staat in Noorwegen algemeen bekend als een fervent voorstander van Israël, die naar verluidt in het verleden prijzen heeft tegengehouden van staatslieden die zij te vriendelijk achtte voor de Arabische zaak.
Sadat is de eerste Arabier en Begin de eerste Israëli die wordt gekozen voor de prijs, waaraan een geldprijs van ongeveer $165.000 is verbonden die de twee leiders zullen verdelen. Een woordvoerder van Sadat kondigde gisteravond aan dat de Egyptische leider zijn deel van de prijs zal schenken aan zijn geboortedorp Met Abul Komim in de Nijldelta.
De prijzen, die in 1901 door Alfred Nobel werden ingesteld uit de fortuinen die hij had vergaard bij de vervaardiging van dynamiet en de olieproduktie in de Sovjet-Unie, worden elk jaar op 10 december officieel uitgereikt in de Festival Hall van de Universiteit van Oslo.De prijswinnaars worden uitgenodigd om de gouden medailles, cheques en onderscheidingen in ontvangst te nemen en lezingen te houden tijdens de ceremonie.
Als het vredesverdrag op 10 december nog steeds niet is ondertekend, kunnen de gevraagde optredens van Sadat en Begin van grote betekenis zijn voor het vredesproces dat de prijs moet bekronen.
En bovendien suggereren sommige eerste reacties dat het politieke effect dat het prijscomité openlijk nastreeft, misschien niet zo duidelijk is als het had gehoopt.
Vanuit Jeruzalem meldde Washington Post-correspondent William Claiborne dat een adjudant die Begin’s telefoon beantwoordde, zei dat de premier “extreem opgewonden” was door het nieuws, maar dat hij de Joodse sabbat niet zou verbreken door naar de telefoon te komen om commentaar te geven.
Een andere adjudant van Begin plaatste de prijs in de context van de geschillen die zijn uitgebroken tussen het Witte Huis en Begin over verschillende interpretaties van wat in Camp David was overeengekomen over de toekomst van de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.
“Carter zal nu met een beetje meer respect met Begin moeten praten,” zei de adjudant, die niet geïdentificeerd wilde worden.
Egyptenaren waren openlijk boos dat Sadat, wiens reis de weg opende voor de vredesdrang, de prijs moest delen.
“Ik kan niet geloven dat Begin de helft van de prijs heeft gekregen,” zei Ali Hamdi Gammal, redacteur van de Caïro krant Al Ahram. “Wat heeft Begin gedaan om dit te verdienen behalve obstakels opwerpen voor vrede?”
Arabieren van de Westelijke Jordaanoever waren sceptisch. “Waar is de vrede?” vroeg Elias Freij, de christelijke burgemeester van Bethlehem. “Wat voor soort vrede is het? Is er vrede tussen Sadat en Begin?”
Geula Cohen, een voormalige bondgenoot van Begin die met hem heeft gebroken vanwege de Camp David akkoorden, herhaalde dit sentiment in Israël door te zeggen: “Het ontvangen van de prijs betekent geen echte vrede, zoals we al hebben gezien met Kissinger’s Nobelprijs voor de vrede in Vietnam.”