Quintus Curtius was blijkbaar een retoricus die in de eerste eeuw van het Romeinse rijk leefde en, vroeg in de regering van Claudius (41-54 n.Chr.), een geschiedenis van Alexander de Grote schreef in 10 boeken in een duidelijke en schilderachtige stijl voor Latijnse lezers. De eerste twee boeken zijn niet bewaard gebleven – ons verhaal begint met de gebeurtenissen in 333 v. Chr. – en er ontbreekt materiaal uit de boeken V, VI en X. Een van zijn belangrijkste bronnen is Cleitarchus, die rond 300 v. Chr. de loopbaan van Alexander tot een wonderbaarlijk avontuur had gemaakt.
Curtius is geen kritische geschiedschrijver; en in zijn verlangen om te amuseren en de persoonlijkheid van Alexander te benadrukken, werkt hij doeltreffende scènes uit, laat hij veel weg dat voor de geschiedenis van belang is, en maakt hij zich geen zorgen over chronologie. Maar hij verzint geen dingen, behalve toespraken en brieven die hij uit traditionele gewoonte in het verhaal invoegt. Ik kopieer meer dan ik geloof’, zegt hij. Drie kenmerken van zijn verhaal zijn het vertellen van spannende belevenissen, de ontwikkeling van het karakter van een held, en de neiging tot moraliseren. Zijn geschiedenis is een van de vijf overgebleven werken waarop wij ons baseren voor de loopbaan van Alexander de Grote.
De Loeb Classical Library editie van Quintus Curtius bestaat uit twee delen.