Een gebed in nood
1Een psalm van David.
Heer, verhoor mijn gebed;
hoor in uw getrouwheid mijn smeken;
antwoord mij in uw gerechtigheid.
2Ga niet in het oordeel met uw dienaar;
voor uw aangezicht kan niemand rechtvaardig zijn.a
3De vijand heeft mijn ziel achtervolgd;
hij heeft mijn leven tot de grond toe vermorzeld.b
Hij heeft mij in duisternis doen vertoeven
als hen die al lang dood zijn.c
4Mijn geest is zwak in mij;
mijn hart wanhoopt.d
5Ik denk aan de dagen van weleer;
Ik overdenk al uw daden;
de werken van uw handen herinner ik mij.e
6Ik strek mijn handen naar U uit,
mijn ziel naar U als een verdroogd land.f
Selah
7Haast u mij te antwoorden, HEERE;
want mijn geest laat mij in de steek.
Verberg uw aangezicht niet voor mij,
opdat ik niet word als zij die afdalen naar de afgrond.
8Laat mij in de morgen horen van uw barmhartigheid,
want op u vertrouw ik.
Wijs mij de weg die ik moet gaan,
want ik vertrouw u mijn leven toe.h
9Verlos mij, HEER, van mijn vijanden,
want ik zoek mijn toevlucht bij u.
10Leer mij uw wil te doen,
want u bent mijn God.
Mag uw vriendelijke geest mij leiden
op grond die effen is.
11Omwille van uw naam, HEER, geef mij leven;
in uw gerechtigheid leid mijn ziel uit de nood.
12Maak in uw barmhartigheid een eind aan mijn vijanden;
aan allen die mijn ziel verdrukken,
want ik ben uw dienaar.i
* Een van de zeven boetepsalmen van de Kerk, deze klaagzang is een gebed om bevrijd te worden van doodsverachtende vijanden. De psalmist richt zich tot God, in het besef dat er geen gelijkheid is tussen God en de mens; verlossing is een geschenk (Ps 143,1-2). De psalmist is het slachtoffer van slechte mensen (Ps 143:3-4) en herinnert zich Gods daden in het verleden ten behoeve van de onschuldigen (Ps 143:5-6). De Psalm vervolgt met vurig gebed (Ps 143:7-9) en een sterk verlangen naar leiding en bescherming (Ps 143:10-12).
a. Eccl 7:20; Jb 4:17; Rom 3:20.