Syfilitische slijmvlekjes
Een 50-jarige vrouw presenteerde zich met een 2-maand durende voorgeschiedenis van keelpijn en wittige orale laesies. Ze klaagde ook over een asymptomatische ulceratieve laesie op de grote schaamlippen, die 6 maanden eerder was verschenen en na 1 maand spontaan verdween. Haar medische en dermatologische voorgeschiedenis was onopvallend. Het mondonderzoek toonde verschillende serpigineachtige witachtige orale slijmvlekjes met een ‘slakkenspoor’ uiterlijk omgeven door erytheem gelokaliseerd op zowel de palatoglossale boog als de onderste labiale mucosa (Fig. 1). De patiënt had geen lymfadenopathie, koorts of huidveranderingen. Condylomata lata en maculopapuleuze huidlaesies waren afwezig. Direct microscopisch onderzoek van de laesie toonde geen hyphae. Directe immunofluorescentie voor Treponema pallidum (T. pallidum) van de slijmvlekken was positief (Fig. 2). Snelle plasmareactiveringstests waren positief met een titer van 1:16. Bovendien was een T. pallidum partikelagglutinatietest reactief. Een serologische test op infectie met het humane immunodeficiëntievirus was negatief. De diagnose van secundaire syfilis-gerelateerde orale laesie werd gesteld. De patiënt werd behandeld met intramusculaire penicilline en de orale laesies verdwenen volledig binnen 2 weken (Fig. 3).
Witachtige slijmvlekjes met een ‘slakkensporen’-uiterlijk op het onderste labiale slijmvlies.
Directe immunofluorescentie voor T. pallidum van de slijmvlekjes was positief.
Oraale laesies op het onderste labiale slijmvlies verdwenen na intramusculaire penicilline.
In secundaire syfilis kunnen orale manifestaties bij een derde tot de helft van alle patiënten aanwezig zijn. Exantheem, vooral wanneer het de handpalmen en voetzolen betreft en gepaard gaat met gegeneraliseerde lymfadenopathie, is zeer verdacht. Orale laesies van secundaire syfilis zijn typisch meervoudig en symptomatisch. Typische orale laesies bij secundaire syfilis worden meestal verdeeld in twee subtypes: licht verheven plaques en soms ulcera, die meestal ovaal zijn en bedekt met een grijs of wit pseudomembraan; of meerdere slijmvlekjes die kunnen samengroeien tot serpineuze laesies, wat wordt beschreven als “slakkenspoorzweren”.
De beste manier om secundaire syfilis-gerelateerde orale laesie te diagnosticeren is gebaseerd op een combinatie van de seksuele/sociale voorgeschiedenis van de patiënt, een redelijke incubatieperiode, klinische verschijning, serologische tests, en histologische bevindingen. Serologisch onderzoek blijft de belangrijkste pijler voor de diagnose van syfilis aangezien T. pallidum niet in vitro kan worden gekweekt. Het traditionele algoritme maakt gebruik van een niet-treponemale serologische test voor screening, gevolgd door een specifieke treponemale antigeenserologische test voor bevestiging als de screeningstest positief is. Directe immunofluorescentie voor T. pallidum of directe fluorescerende antilichaamtechnieken worden ook sterk aanbevolen wegens de hoge gevoeligheid.