Manuel Roxas, (geboren 1 jan. 1892, Capiz, Phil.-gestorven 15 april 1948, Clark Field, Pampanga), politiek leider en eerste president (1946-48) van de onafhankelijke Republiek der Filipijnen.
Na een rechtenstudie aan de Universiteit van de Filippijnen, nabij Manilla, begon Roxas zijn politieke carrière in 1917 als lid van de gemeenteraad van Capiz (in 1949 omgedoopt tot Roxas). Hij was gouverneur van de provincie Capiz in 1919-21 en werd daarna gekozen in het Filippijnse Huis van Afgevaardigden, waar hij vervolgens voorzitter van het Huis en lid van de Raad van State werd. In 1923 nam hij samen met Manuel Quezon, de voorzitter van de Senaat, uit protest ontslag uit de Raad van State toen de Amerikaanse gouverneur-generaal (Leonard Wood) zijn veto begon uit te spreken over wetsvoorstellen die door de Filippijnse wetgevende macht waren aangenomen. In 1932 leidden Roxas en Sergio Osmeña, de leider van de Nacionalistische Partij, de Filippijnse Onafhankelijkheidsmissie naar Washington, D.C., waar zij invloed uitoefenden op de goedkeuring van de Hare-Hawes-Cutting Act. Roxas werd later tegengewerkt door Quezon, die vond dat de wet de toekomstige Filippijnse onafhankelijkheid in gevaar bracht; de Nacionalistische Partij was verdeeld over deze kwestie. In 1934 was Roxas echter lid van de conventie die een grondwet opstelde onder de herziene Philippine Independence and Commonwealth Act (Tydings-McDuffie Act). Roxas was ook secretaris van financiën in de regering van het Gemenebest (1938-40).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende Roxas in de pro-Japanse regering van José Laurel door voorraden rijst te verwerven voor het Japanse leger. Hoewel na de oorlog een rechtbank werd opgericht om collaborateurs te berechten, werd Roxas verdedigd door zijn vriend generaal Douglas MacArthur. Roxas werd in 1946 tot president van het Gemenebest gekozen als kandidaat van de liberale vleugel van de Nacionalistische Partij (die de Liberale Partij werd), en toen op 4 juli de onafhankelijkheid werd uitgeroepen, werd hij de eerste president van de nieuwe republiek.
Hoewel Roxas er na de onafhankelijkheid in slaagde rehabilitatiefondsen van de Verenigde Staten te krijgen, werd hij gedwongen militaire bases (waarvan er 23 voor 99 jaar werden gehuurd), handelsbeperkingen voor Filippijnse burgers, en speciale privileges voor Amerikaanse bezitters en investeerders op te geven. Zijn regering werd ontsierd door corruptie en omkoperij; bovendien droeg het misbruik van de provinciale militaire politie bij tot de opkomst van de linkse Hukbalahap (Huk) beweging op het platteland. Zijn hardhandige pogingen om de Huks de kop in te drukken leidden tot wijdverbreide ontevredenheid onder de boeren. Roxas stierf in 1948 en werd opgevolgd door zijn vice-president, Elpidio Quirino.