80 Zinnen van Simple Present Tense80 Zinnen van Simple Present Tense

1.Het regent hier meestal elke dag.
2.Het ruikt erg lekker in de keuken.
3.We zingen meestal met z’n allen liedjes.
4.We gaan elke zondag naar een galerie.
5.Schrijft hij een e-mail?
6.De zon komt op in het oosten.
7.Woont ze in Parijs?
8.Hij geeft geen wiskunde.
9.Katten haten water.
10.Ieder kind houdt van een ijsje.
11.Mijn moeder liegt nooit.
12.De aarde is bolvormig.
13.Ze gebruikt geen computer.
14.Het sneeuwt veel in de winter in Rusland.
15.We wonen in Texas.
16.Je gaat elke zomer op vakantie.
17.Hou je van spaghetti?
18.Mijn dochter doet de was.
19.Mijn broer zet het vuilnis buiten.
20.De cursus begint volgende week zondag.
80 Zinnen van eenvoudige tegenwoordige tijd
21.Ze zwemt elke ochtend.
22.Ik doe de afwas niet.
23.We zien ze elke week.
24.Ik hou niet van thee.
25.Wanneer vertrekt de trein meestal?
26.Ze vergeet altijd haar handtas.
27.Je hebt geen kinderen.
28.Ik en mijn zus zien elkaar niet meer.
29.Ze gaan morgen niet naar school.
30.Ze wil tandarts worden.
31.Koeien eten gras.
32.Mijn kat loopt heel hard.
33.Ze heeft een bijenkorf vol bijen.
34.Mijn zoon woont in Londen.
35.Ze hebben geen geld.
36.Ze speelt basketbal.
37.Hij neemt elke ochtend de trein.
38.Mijn zus werkt in het theater.
39.Michael werkt niet.
40.Hoe vaak zie je George?
41.Ze ziet Peter niet elke dag.
42.Mijn vriend houdt van dit lied.
43.Mijn vader spreekt geen goed Engels.
44.Hij gaat elke dag naar voetbal.
45.Californië ligt niet in het Verenigd Koninkrijk.
46.De koningin van Engeland woont in Buckingham Palace.
47.Julie praat heel snel.
48.De hond van mijn broer blaft veel.
49.Speelt hij tennis?
50.De trein vertrekt elke morgen om AM.
51.Water bevriest bij °C
52.Ik hou van mijn nieuwe huisdieren.
53.We drinken elke morgen koffie.
54.Mijn vader werkt nooit in het weekend.
55.Ze geeft geen scheikundeles.
56.Ik hou wel van mijn nieuwe huisdieren.
57.Mary poetst haar tanden twee keer per dag.
58.Hij rijdt naar zijn werk.
59.Mary houdt van koken.
60.Ze houdt van bananen.
61.Je luistert niet naar me.
62.Ik ren elke ochtend vier mijl.
63.Ze spreken Engels op het werk.
64.De trein vertrekt niet om AM.
65.Ik heb op dit moment geen geld.
66.Praten ze veel?.
67.Morgenvroeg ga ik eerst naar de ochtendwandeling.
68.Drinkt ze koffie?
69Je rent naar het feest.
70.Je hebt nog wat schoolwerk te doen.
71.Eet je ijs?
72.Ze gaat met de auto naar haar werk.
73.Het regent hier niet in de zomer.
74.We koken elke dag.
75.We gaan samen naar de gymclub.
76.Jullie hebben een groot huis.
77.Kennen wij elkaar?
78.Ze slapen ’s middags.
79.Wanneer spreken ze elkaar meestal?
T80.De kinderen zijn thuis.

Articles

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.