Joseph de Maistre werd op 1 april 1753 geboren te Chambéry in Savoye, dat nu deel uitmaakt van Frankrijk maar destijds van het koninkrijk Sardinië. Zijn familie behoorde al generaties lang tot de leidende families van deze staat, waar zij als virtueel erfelijke magistraten fungeerden. Toen het betrekkelijk progressieve Savoye door de troepen van Napoleon werd binnengevallen, verliet Maistre zijn bezittingen en zijn familie en zocht hij zijn toevlucht in Zwitserland en Italië. Hoewel hij had kunnen terugkeren om zijn voorvaderlijke landgoederen terug te krijgen, doorbracht hij uit loyaliteit aan zijn vorst vele eenzame en onbemiddelde jaren, van 1803 tot 1817, als ambassadeur aan het Russische hof te Sint-Petersburg.Petersburg.

Terwijl hij in ballingschap in Rusland verbleef, in afwachting van de nederlaag van Napoleon, schreef Maistre tenminste 13 delen van verzamelde werken, waaronder brieven en diplomatieke correspondentie, waarvan het grootste deel bedoeld was om de principes en programma’s van de filosofische Verlichting en haar concrete historische uitdrukking, de Franse Revolutie, te weerleggen. Hij overleed in Savoye op 26 februari 1821.

Maistre’s eerste grote werk was Considerations on France (1796), waarin hij op scherpzinnige wijze betoogt dat papieren grondwetten nooit rechten voor een volk hebben vastgesteld en dat ook nooit zullen doen. Hij betwist met name de theorieën van J.J. Rousseau en beweert dat geen enkel volk zichzelf ooit een geheel van rechten kan geven door het fiat van een sociaal contract. Als de rechten niet bestaan in de politieke traditie van een volk, dan zal dat geschreven document ofwel niet worden gevolgd, ofwel zodanig worden geïnterpreteerd dat de rechten betekenisloos worden. Bij het onderzoek van de politieke praktijken van twee naties, die elk vrijwel dezelfde grondwet hebben, blijkt dus dikwijls dat in het ene land de rechten effectieve garanties zijn, maar in het andere land niet. De reden waarom rechten in de ene natie betekenisvol zijn, kan dus niet liggen in het geschreven document dat ze zogenaamd garandeert; het kan alleen liggen in de traditie van vrijheid in die natie, waarbij de geschreven grondwet hoogstens de zichtbare manifestatie is van deze diep gevoelde ideeën. In geen geval kan de geschreven grondwet rechten voortbrengen waar zij in de historische gewoonten van het volk niet bestonden. De geschiedenis wordt op haar beurt bepaald door de goddelijke voorzienigheid, en daarom alleen maakt zij een regering werkelijk legitiem. De meest invloedrijke actor op het wereldtoneel is de Kerk, die de mensen beschaaft tot hun sociale plichten.

De meeste van Maistre’s opvattingen zijn beknopt weergegeven in The Essay on the Generative Principle of Political Constitutions, geschreven in 1808-1809 vóór zijn veel langere grote werken On the Pope (1819) en Soirées de St. Petersbourg (1821). In dit essay vindt men zijn kritische analyse van de Franse Revolutie, zijn providentiële visie op de geschiedenis, en zijn rechtvaardiging van het ultramontanisme (de theocratische opvatting dat de paus en/of de Kerk niet alleen de geestelijke, maar ook de indirecte wereldlijke heerser zou zijn).

De ware constitutie van een natie, zo betoogde Maistre, was ongeschreven en het product van een langzame organische groei, niet de willekeurige toestemming of wil van een moment. Er was, naar zijn mening, geen absoluut beste regeringsvorm, maar elke natie heeft een eigen geest of ziel waarvoor een specifieke regeringsvorm het beste is. In de meeste gevallen zou dat de monarchie zijn, aangezien die vorm de langste geschiedenis had en het meest gangbaar was. Voor Frankrijk bijvoorbeeld pleitte hij voor een herstel van de monarchie, die zou worden ingeperkt door nieuw ingestelde raden, benoemd door kiezers die door de koning waren aangewezen. Indien deze controle op de macht van de koning ontoereikend zou blijken, zou het nodig zijn een kwestie te onderwerpen aan het gezag van de paus, die volgens hem goddelijk was ingesteld als de ultieme rechter in menselijke aangelegenheden. Het is dit aspect van zijn denken dat sommige commentatoren ertoe heeft gebracht hem te karakteriseren als een ultramontanist, of theocraat. Hij geloofde ook dat door de erfzonde de mens geneigd was tot zelfzuchtigheid; verder zijn alle menselijke instellingen het werk van God die werkt door middel van secundaire oorzaken, zoals het karakter van een volk, en natuurlijke, morele en natuurkundige wetten. Hij viel zijn tegenstanders aan omdat ze dogmatisch en abstract waren en omdat ze stellingen afleidden uit een willekeurig en kunstmatig ontwikkelde ideologie. In zijn eigen methoden steunde hij op geschiedenis, ervaring en vergelijkende analyses.

Articles

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.