Volgens de legende ging architect Jorg von Halspach in 1468 op zoek naar geld voor de bouw van een nieuwe kathedraal in München en sloot hij een deal met de duivel: de duivel zou het geld voor het enorme gebouw leveren op voorwaarde dat het een feest van duisternis zou worden, zonder ramen om licht binnen te laten.
Toen het gebouw klaar was, leidde von Helpach de duivel naar binnen om zijn werk te bekijken en hem te laten zien dat hij zijn deel van de afspraak was nagekomen. Hoewel er licht was, leken er geen ramen te zijn, en de duivel was tevreden. Maar toen hij nog een stap verder ging, openden de zuilen die het zicht op de ramen hadden belemmerd, en in zijn woede over het bedrog stampte hij met zijn voet, voor eeuwig de vloer markerend met zijn zwarte voetafdruk.
De grote zwarte voetafdruk is er nog steeds, en wordt inderdaad trots getoond door het personeel van de Frauenkirche en door gretige rondleiders. Helaas zijn er een paar problemen met de mythologische oorsprong.
Het eerste probleem is meteen duidelijk: er is een enorm raam aan het eind van de kerk dat niet door zuilen wordt geblokkeerd. Het was verborgen achter een enorm altaar tussen 1620-1858, dus het is mogelijk dat het verhaal in die periode opdook.
Het tweede probleem is met het merkteken zelf – de grote voetafdruk is ingelegd in een tegel die niet overeenkomt met de omringende vloer. De kerk is in de loop der eeuwen verschillende keren gerestaureerd, een enorme restauratie volgde op de instorting van het dak in de Tweede Wereldoorlog, en een deel van het werk werd pas onlangs in 1994 beëindigd. Volgens auteur Joe Nickell heeft de kerkvoogd toegegeven dat de nu zichtbare voetstap een “reconstructie” is, maar het is onduidelijk waar het precies een reconstructie van is, of wanneer hij voor het eerst tevoorschijn kwam.