Naast het geweld dat inherent is aan de slavernij, het gevangeniswezen en andere dergelijke instellingen, valt raciaal geweld in Arkansas meestal in vier overlappende categorieën uiteen: lynchpartijen, rassenrellen, nachtbraken/whitecapping, en rassenzuivering.
De eerste lynchpartij vond in Arkansas plaats in augustus 1836, ongeveer twee maanden nadat Arkansas formeel een staat was geworden. Een man genaamd Bunch, blijkbaar een vrije zwarte man in Chicot County, probeerde te stemmen en zou een blanke man hebben aangevallen toen hem deze mogelijkheid werd ontzegd. De lokale bevolking hing hem op als reactie. Verschillende slaven werden ook gelyncht tijdens de antebellum jaren, meestal voor een ontsnappingspoging, moord op slaveneigenaars, of andere vormen van verzet. Tijdens de Reconstructie bloeide het politieke en economische leven van de zwarten op, maar deze tendensen keerden om in de jaren 1880 en 1890. Ook het lynchen nam in deze jaren toe en werd meer uitgesproken raciaal. Ook het lynchen door massale menigten van honderden of duizenden kwam in de jaren 1890 en begin 1900 steeds vaker voor. Dergelijke menigten verbrandden Ed Coy levend in Texarkana in 1892, schoten Wade Thomas dood in Jonesboro in 1920, en sleepten het levenloze lichaam van John Carter door de straten van Little Rock in 1927. Afhankelijk van de gehanteerde definitie van lynchen, kan de dodelijkste massale lynchpartij in Amerika hebben plaatsgevonden in maart 1904 in St. Charles, Arkansas, waar in drie dagen tijd dertien Afro-Amerikanen werden vermoord. De laatste lynchpartij in de staat vond plaats op 29 april 1936, toen Willie Kees werd vermoord in Poinsett County. In deze eeuw van de geschiedenis van Arkansas vonden ongeveer 365 lynchpartijen plaats.
Veel massale maffialynchpartijen vallen ook gemakkelijk in de categorie rassenrellen, hoewel rassenrellen verschillen in die zin dat het doelwit niet een specifieke persoon of specifieke mensen is, maar in plaats daarvan een hele gemeenschap. In 1883 liep een grensconflict tussen twee zwarte boeren en een blanke pachtboer langs de grens tussen Howard en Hempstead County uit op geweld, en de geruchten verspreidden zich snel onder de blanken dat Afro-Amerikanen een opstand leidden. Als reactie hierop vielen inderhaast gevormde blanke bende’s zwarte handelaren en boeren aan. Politieke spanningen tussen zwarte Republikeinen en blanke Democraten (de laatsten wilden na de Reconstructie graag weer aan de macht komen) leidden tot rellen in Crittenden County in 1888 en St. Francis County het jaar daarop, waarbij de blanken hun greep op de macht verstevigden. Ook de economie kon een katalysator zijn voor anti-zwart geweld. Een stakingspoging van zwarte katoenplukkers in Lee County in 1891 werd meedogenloos onderdrukt door de plaatselijke blanke autoriteiten, die een aantal van de stakers vermoordden en zo een bloedig precedent schiepen voor het bloedbad van Elaine in 1919.