Samenvatting
Deze casestudy is een analyse van de financiële levensvatbaarheid van wildlife conservancy in het Lewa Wildlife Conservancy (LWC) in Kenia. In het laatste decennium werd de vorm van landgebruik veranderd van veeteelt naar wildlife conservatie. In 1994 werd het hele beschermde gebied omheind. Momenteel is het LWC sterk afhankelijk van donorbijdragen om de lopende programma’s, in het bijzonder de bescherming van beide soorten neushoorns en Grevy’s zebra’s, in stand te houden. In 1996 werd 29% van de jaarlijkse bedrijfskosten gefinancierd door de winstcentra die op het reservaat waren ontwikkeld en werd 71% gedekt door donaties. De belangrijkste bron van inkomsten was het toerisme, gevolgd door de verkoop van wilde dieren (cropping) en landbouw.
Door de hoge kosten van het programma voor bedreigde diersoorten is het huidige concept van het behoud van wilde dieren financieel niet levensvatbaar, evenmin als de veehouderij. Het toerismebeleid van de Conservancy maakt het niet mogelijk de kosten van de bescherming van bedreigde diersoorten te dekken. Potentiële trofeejacht zou het tekort verminderen, maar kan de hoge kosten van de volgehouden programma’s niet compenseren.
Deze casestudy toont aan dat financiële onafhankelijkheid zeer moeilijk te bereiken zal zijn. Een drastische verlaging van de kosten of beëindiging van het programma voor bedreigde diersoorten, samen met een wijziging van het huidige toerismebeleid, moet worden overwogen.
Aan de andere kant moet de bijdrage van het LWC aan het nationale en internationale natuurbehoud, de bescherming van bedreigde diersoorten en de biodiversiteit van de wereld worden erkend. Het LWC speelt met zijn professionele veiligheidsorganisatie ook een belangrijke rol in de veiligheid van het gebied waar het is gevestigd en waarvoor het geen financiële steun heeft gekregen.