Laten we eens onderzoeken hoe “de Kerk door de eeuwen heen” het dogma, Extra Ecclesiam Nulla Salus, heeft uitgelegd. Deze studie zal ons niet alleen de “context van de gehele leer van de Kerk in dezen” geven, maar zal ons ook in staat stellen het exacte tijdstip aan te wijzen waarop revisionisten het dogma anders begonnen “uit te leggen”.

De volgende citaten worden in chronologische volgorde weergegeven, zodat de continuïteit van de kerkelijke opvatting van het dogma duidelijk naar voren komt. (Omwille van de ruimte geven wij alleen algemene bronvermeldingen.)

Eerst zullen wij horen van enkele Vaders en Doctoren van de Kerk, en verschillende heiligen:

Sint Irenaeus (gestorven na Chr. 202): “is de ingang tot het leven; alle anderen zijn dieven en rovers. Daarom moeten wij hen mijden… Van de ongelovigen en de verblinden van deze wereld wordt gezegd, dat zij de wereld van het leven, die komen zal, niet zullen beërven… Verzet u tegen hen ter verdediging van het enige ware en levendmakende geloof, dat de Kerk van de apostelen heeft ontvangen en aan haar zonen heeft doorgegeven.” (Tegen Ketterijen, Boek III)

Origen (gestorven A.D. 254): “Laat niemand zichzelf bedriegen. Buiten dit huis, dat wil zeggen buiten de Kerk wordt niemand gered.” (In Iesu Nave homiliae)

Sint Cyprianus (gestorven A.D. 258): “Hij die de Kerk van Christus de rug heeft toegekeerd, zal niet tot de beloningen van Christus komen; hij is een vreemdeling, een wereldling, een vijand. Je kunt God niet tot je Vader hebben als je de Kerk niet tot je Moeder hebt. Onze Heer waarschuwt ons wanneer Hij zegt: “Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij verzamelt, verstrooit”. Wie de vrede en de harmonie van Christus verbreekt, handelt tegen Christus; wie elders verzamelt dan in de Kerk, verstrooit de Kerk van Christus”. (Eenheid van de Katholieke Kerk)

“Wie deze eenheid niet bezit, bezit de wet Gods niet, bezit het geloof van de Vader en de Zoon niet, bezit het leven en de zaligheid niet.” (Patrologiae Cursus Completus: Latina, Pater Migne)

“Neen, al moesten zij de dood ondergaan voor de belijdenis van de Naam, de schuld van zulke mensen wordt niet weggenomen, zelfs niet door hun bloed…Geen martelaar kan hij zijn die niet in de Kerk is.” (Ancient Christian Writers)

Bisschop Firmilean (gestorven A.D. 269): “Hoe groot is zijn dwaling en hoe diep is zijn blindheid, die zegt dat vergeving van zonden kan worden verleend in de synagogen van ketters, en die niet blijft op het fundament van de ene Kerk.” (Anti-Nicene Vaders)

Lactantius (gestorven 310 na Chr.): “Alleen de katholieke kerk behoudt de ware eredienst. Dit is de bron van de waarheid, dit is de verblijfplaats van het geloof, dit is de tempel van God; als iemand hier niet binnengaat, of als iemand hiervandaan weggaat, is hij een vreemdeling voor de hoop op leven en eeuwige zaligheid.” (De Goddelijke Instituten)

Sint Cyrillus van Jeruzalem (gestorven A.D. 386): “Verafschuw alle ketters…sla geen acht op hun mooie woorden of hun spottende nederigheid; want zij zijn slangen, een ‘adderengebroed’. Bedenk dat, toen Judas zei ‘Wees gegroet Rabbi,’ de begroeting een daad van verraad was. Laat je niet misleiden door de kus, maar pas op voor het gif. Verafschuwt dus zulke mensen en schuwt de godslasteraars van de Heilige Geest, voor wie geen vergeving is. Want welke gemeenschap hebt gij met mensen zonder hoop. Laten wij vol vertrouwen tot God zeggen over alle ketters: “Heb ik niet gehaat, Heer, hen die U haatten, en ben ik niet weggekwijnd vanwege Uw vijanden? Want er is een vijandschap die prijzenswaardig is, zoals er geschreven staat: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, tussen uw zaad en haar zaad. Vriendschap met de slang brengt vijandschap met God voort, en de dood. Laat ons hen mijden van wie God zich afwendt.” (De Vaders van de Kerk)

Sint Ambrosius (gestorven A.D. 397): “Waar Petrus is, daar is de Kerk. Waar de Kerk is, daar is niet de dood, maar het eeuwige leven. …Hoewel velen zich christenen noemen, eigenen zij zich de naam toe en hebben zij niet de beloning.” (De Vaders van de Kerk )

Bisschop Niceta van Remesiana (gestorven A.D. 415): “Hij is de Weg waarlangs wij naar onze redding reizen; de Waarheid, omdat Hij verwerpt wat vals is; het Leven, omdat Hij de dood vernietigt. …Allen die vanaf het begin van de wereld gerechtvaardigd waren, zijn of zullen worden – hetzij patriarchen, zoals Abraham, Izaäk en Jakob, hetzij profeten, hetzij apostelen of martelaren, of wie dan ook – vormen één Kerk, omdat zij heilig zijn gemaakt door één geloof en levenswijze, gestempeld met één Geest, gemaakt tot één Lichaam waarvan het Hoofd, zoals ons gezegd wordt, Christus is. Ik ga verder. De engelen en de deugden en machten in de hemel zijn medeleden in deze ene Kerk, want, zoals de apostel ons leert, in Christus zijn “alle dingen, hetzij op de aarde, hetzij in de hemelen, met elkaar verzoend”. U moet dus geloven dat u in deze ene Kerk bent verzameld in de gemeenschap der heiligen. U moet weten dat dit de ene katholieke Kerk is die over de hele wereld gevestigd is, en dat u daarmee in onwankelbare gemeenschap moet blijven. Er zijn inderdaad andere zogenaamde “kerken” waarmee u geen gemeenschap kunt hebben. …Deze ‘kerken’ houden op heilig te zijn, omdat zij door de leerstellingen van de duivel zijn misleid om anders te geloven en zich anders te gedragen dan Christus heeft geboden en dan de traditie van de apostelen.” (De Vaders van de Kerk)

Sint Hiëronymus (gestorven 420 na Chr.): “Zoals ik geen andere leider volg dan Christus, zo communiceer ik met niemand anders dan met uw gezegendheid, dat wil zeggen, met de stoel van Petrus. Want dit, weet ik, is de rots waarop de Kerk is gebouwd. …Dit is de ark van Noach, en wie er niet in gevonden wordt, zal vergaan als de vloed overkomt. …En wat de ketters betreft, die heb ik nooit gespaard; integendeel, ik heb er op alle mogelijke manieren voor gezorgd dat de vijanden van de Kerk ook mijn vijanden zijn.” (Handboek der Patrologie en Geschiedenis der Theologie)

Heilige Augustinus (gestorven 430 na Chr.): “Geen mens kan verlossing vinden behalve in de Katholieke Kerk. Buiten de katholieke kerk kan men alles hebben behalve verlossing. Men kan eer hebben, men kan de sacramenten hebben, men kan alleluia zingen, men kan amen antwoorden, men kan geloof hebben in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en het ook prediken, maar nooit kan men verlossing vinden dan in de katholieke Kerk.” (Sermo ad Caesariensis Ecclesia plebem)

Sint Fulgentius (gestorven A.D. 533): “Ik ben er vast van overtuigd en twijfel er nooit aan dat niet alleen heidenen, maar ook alle joden, alle ketters en alle schismatiek die dit leven buiten de katholieke kerk beëindigen, het eeuwige vuur zullen ingaan dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.” (Enchiridion Patristicum)

St. Bede de Eerbiedwaardige (gestorven A.D. 735): “Zoals allen binnen de ark gered werden en allen buiten de ark werden weggevoerd toen de zondvloed kwam, zo zal, wanneer allen die voorbeschikt zijn tot het eeuwige leven de Kerk zijn binnengegaan, het einde van de wereld komen en allen zullen vergaan die erbuiten worden aangetroffen.” (Hexaemeron)

Sint Thomas van Aquino (gestorven A.D. 1274): “Er is geen toegang tot het heil buiten de Kerk, zoals er in de tijd van de zondvloed geen was buiten de ark, die de Kerk aanduidt.” (Summa Theologiae)

Sint Petrus Canisius (gestorven A.D. 1597): “Buiten deze gemeenschap – zoals buiten de ark van Noach – is er absoluut geen redding voor stervelingen: niet voor Joden of heidenen die nooit het geloof van de Kerk hebben ontvangen, noch voor ketters die, nadat zij het hebben ontvangen, het hebben bedorven; noch voor de geëxcommuniceerden of degenen die om welke andere ernstige reden dan ook het verdienen om te worden weggedaan en afgescheiden van het lichaam van de Kerk als verderfelijke leden…want de regel van Cyprianus en Augustinus is zeker: hij zal God niet tot zijn Vader hebben die de Kerk niet tot zijn moeder zou hebben.” (Catechismi Latini et Germanici)

Sint Robert Bellarmine (gestorven A.D. 1621): “Buiten de Kerk is er geen redding…daarom verbinden wij ons in het symbool met de Kerk met de vergeving van zonden: ‘Ik geloof in de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van zonden’…Daarom wordt de Kerk vergeleken met de ark van Noach, want zoals tijdens de zondvloed iedereen omkwam die niet in de ark was, zo vergaan nu degenen die niet in de Kerk zijn.” (De Sacramento Baptismi)

Deze opsomming is niet uitputtend, maar ons punt is gemaakt. Het is duidelijk dat de Kerk gedurende haar 2000-jarige geschiedenis voortdurend en consequent heeft geleerd dat een mens niet gered kan worden als hij het geloof van Christus niet aanvaardt, niet toetreedt tot zijn Kerk en zich niet onderwerpt aan het gezag van de Roomse Paus. De taal die gebruikt wordt om deze leer uit te drukken is altijd eenvoudig, direct en ondubbelzinnig geweest – geen “als “s, “en “s of “maar “s. Dit is de ware “context van de hele leer van de Kerk over deze zaak” door de eeuwen heen.

Kerk van Onze Lieve Vrouw: Altaar van de Rozenkrans (1510), door Wolframs-Eschenbach (H. Gregorius Magnus, H. Hiëronymus, H. Augustinus, H. Ambrosius), foto door Wolfgang Sauber – Eigen werk, CC BY-SA 3.0, Link

Articles

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.