Er is een duizelingwekkende hoeveelheid verandering, op alle gebieden van ontwikkeling, tussen het moment waarop een baby wordt geboren en het moment waarop datzelfde kind drie jaar wordt. Ogenschijnlijk hulpeloos bij de geboorte, betreden baby’s de wereld met een systeem van vaardigheden en reacties die de basis leggen voor toekomstige vaardigheden. Baby’s worden geboren met cognitieve vaardigheden die hen in staat stellen hun verzorgers te herkennen en op hen te reageren. Zij zijn bijvoorbeeld in staat en klaar om de verzorger onmiddellijk in een relatie met hen te brengen – om degenen die hen gezond en in leven houden onmiddellijk met hen in contact te brengen. De vaardigheden die hen daartoe in staat stellen zijn hun vaste visuele brandpuntsafstand (ongeveer de afstand van de borst tot het gezicht van de verzorger), hun vermogen om hoge contrasten en contouren waar te nemen (waardoor contouren van dingen zoals een gezicht kunnen worden gedefinieerd), hun oriëntatie op menselijke stemmen boven andere geluiden, en hun vermogen om een bekende stem te herkennen tegen de tijd dat ze een week oud zijn. Bovendien zijn ze in staat de geur van de melk van hun eigen moeder te herkennen.
Van de geboorte tot hun tweede levensjaar bevinden kinderen zich in wat de beroemde ontwikkelingsonderzoeker Jean Piaget de sensorimotorische periode noemt. Gedurende deze periode gebruiken kinderen hun zintuigen en handelingen om te leren en te groeien. Deze periode begint met basisreflexen en gaat via een reeks “stadia” naar complexe zintuiglijke en motorische vaardigheden, en vroeg symbolisch denken. Voor spelletjes in het eerste jaar die de cognitie ondersteunen, kunt u een aantal van deze ideeën uitproberen.
Volgens Piaget zijn de gedachten en het begrip van kinderen tijdens de sensorimotorische periode beperkt tot dingen die ze direct kunnen waarnemen of doen, zoals hieronder geïllustreerd in de grafiek van dr. Kirsten Blount-Matthews, hoogleraar psychologie aan het Harper College:
Terwijl hands-on spelen met je baby altijd de beste manier is om contact te maken, kun je door online spelletjes of afbeeldingen te delen de soorten interacties die jij en je baby delen diversifiëren. Zorg ervoor dat u met uw kind praat en haar betrekt bij zinvolle vragen of speelse interacties terwijl u en uw baby op baby gerichte cognitieve spelletjes verkennen die sorteren, kiekeboe en het begrijpen van oorzaak en gevolg aanmoedigen.
Aan het einde van de sensorimotorische periode (tussen 18-24 maanden) leert uw kind dat ze gescheiden is van haar omgeving en dat voorwerpen blijven bestaan, zelfs als ze niet waarneembaar zijn (objectpermanentie). Op deze leeftijd ontwikkelt je peuter mentale representatie (het creëren en opslaan van mentale beelden), zoals blijkt uit zijn vermogen tot uitgestelde imitatie (bijvoorbeeld een driftbui krijgen nadat hij er eerder op de dag een heeft gezien op de crèche). Uw kind toont intentioneel denken en inzicht, is in staat mentale combinaties te gebruiken om problemen op te lossen (weet bijvoorbeeld hoe hij een stoel naar zijn wiegje moet verplaatsen om zijn dekentje te pakken), en begint te doen alsof (gebruikt bijvoorbeeld een blok als cracker om een pop te voeren) – allemaal kenmerken van de overgang van sensorimotorisch naar preoperationeel denken.
De grenzen van wat sensorimotorische kinderen kunnen, zijn in talloze experimenten bewezen sinds Piaget ze voor het eerst documenteerde. Recent onderzoek heeft echter ook sterke punten en bekwaamheden aan het licht gebracht die eerder niet waren opgemerkt. Onderzoekers hebben bijvoorbeeld ontdekt dat zelfs zeer jonge baby’s verbazing kunnen tonen (door langer te kijken) bij onverwachte gebeurtenissen (zoals een scherm dat lijkt te vallen door een voorwerp dat het verbergt). Een langere kijktijd in deze situaties wijst erop dat baby’s verwachten dat voorwerpen blijven bestaan wanneer ze door een scherm worden verborgen, en dat ze dus al vanaf hun geboorte abstracte voorstellingen kunnen vormen (in tegenstelling tot wat Piaget aanvankelijk vaststelde). Hoewel er discussie bestaat over de vorm die deze voorstellingen aannemen en de mate waarin kinderen ze kunnen gebruiken, geloven onderzoekers nu dat baby’s voortbouwen op de fundamenten van het leren waarmee ze worden geboren. Bovendien blijven ze over de wereld leren door observatie naast sensomotorische handelingen.
Preoperationeel Denken
Goed tussen 18-24 maanden komen kinderen in Piaget’s tweede stadium – het preoperationele stadium. Dit stadium, dat duurt van ongeveer 2 tot ongeveer 6 jaar oud, is de tijd waarin kinderen leren symbolen en representatief denken, zoals taal, te gebruiken. Aan het begin van de preoperationele periode kunnen kinderen nog geen concrete logica gebruiken of het perspectief van een ander innemen. Zij geven blijk van egocentrisme, waarbij zij geloven dat hun gedachten door anderen worden gedeeld. Ondanks deze beperkingen is de periode van 2 tot 3 een nieuwe explosie van leren en denken. Kinderen kunnen eenvoudige aanwijzingen opvolgen, voorwerpen in categorieën indelen, complexere handelingen imiteren en steeds levendiger gebruik maken van hun verbeelding. De tijd tussen 2 en 3 markeert de overgang van baby of peuter naar kleuter!