Yoga Sutra I. 12
Abhyasa vairagyambhyam tannirodhah
Beoefening en onthechting zijn de middelen om de bewegingen van het bewustzijn tot rust te brengen. BKS Iyengar (trans)
Volgens de Yoga Sutras van Patanjali zijn de principes van abhyasa en vairagya de twee vleugels van yoga sadhana (beoefening). Abhyasa betekent “inspanning van lange duur, zonder onderbreking, uitgevoerd met toewijding die een stevige basis creëert” (Light on Yoga, p. 28). Vairagya is verzaking, onthechting en de afwezigheid van wereldse verlangens. Samen zijn zij de door Patanjali geadviseerde middelen om de bewustzijnsschommelingen te beteugelen: de vrittis (schommelingen van de geest) en kleshas (hindernissen) en obstakels in de beoefening. De beoefening van abhyasa en vairagya fungeren zowel als middel als als doel in yoga sadhana; in de perfectie van abhyasa en vairagya wordt de sadhaka meester over zichzelf.
Abhyasa kan worden opgevat als de actieve component van yoga sadhana, die een gevoel van cultivatie, observatie van leefregels en herhaling dat het pad van actie (tapas) omvat, overbrengt, terwijl vairagya de overgave of het loslaten component is, gerelateerd aan svadyaya (zelfstudie) en ishvara-pranidhana, overgave van zichzelf en handelingen aan God. In zijn commentaar op deze Sutra trekt BKS Iyengar ook een parallel tussen abhyasa en de externe zoektocht (bahiranga sadhana: yama, niyama, asana, pranayama) en vairagya en de interne zoektocht (antaratma sadhana, pratyahara, dharana, dhyana en samadhi).
Beroefening en verzaking zijn even belangrijk en onderling afhankelijk. Sutra 1.32 verduidelijkt verder het verband tussen abhyasa en vairagya:
1. 32 tatpratisedhartham ekatattva abhyasa
Toewijding aan een enkelvoudig streven voorkomt deze belemmeringen. BKS Iyengar (trans)
Door middel van abhyasa cultiveert, zuivert en leidt de beoefenaar lichaam, geest en intellect in een deugdzame richting en voorkomt hij het ontstaan van belemmeringen. In de volgende soetra’s beschrijft Patanjai de manieren van oefenen om het ontstaan van hindernissen en belemmeringen te voorkomen: het herhalen van de heilige klank OM, het cultiveren van vriendelijkheid, mededogen, vreugde en gelijkmoedigheid, het handhaven van de peinzende staat die men voelt aan het eind van een zachte en regelmatige uitademing, het contempleren van een lichtend licht, het contempleren van verlichte wijzen, het zich herinneren van de ervaringen van de slaap, en absorptie in elk gewenst object.
Patanjali geeft al deze methoden, en de acht ledematen van yoga om aan de behoeften en temperamenten van beoefenaars van verschillende capaciteiten te voldoen. Wanneer deze oefeningen herhaaldelijk worden gedaan met gericht bewustzijn en toewijding (abyasa, tapas), zuiveren ze geest, lichaam en intelligentie. “Alleen wanneer lichaam, geest en intelligentie volledig gezuiverd zijn, is het mogelijk om je volledig over te geven aan God, zonder enige tegenprestatie te verwachten.” (Kern van de Yoga Sutras, BKS Iyengar). Hier zien we het verband tussen vairagya en pranidhana.
“Op God contempleren, je zelf aan Hem overgeven, is alles oog in oog met God brengen. Pranidhana is de overgave van alles: iemands ego, alle goede en deugdzame handelingen, pijnen en genoegens, vreugden en smarten, opgetogenheid en ellende aan de Universele Ziel. Door de overgave wordt het ego van de aspirant uitgewist, en de genade van de Heer stroomt op hem neer als stortregens.” BKS Iyengar, Light on the Yoga Sutras, p. 78
Abyasa en vairagya zijn als de Ha en Tha van Hatha yoga, volledig complementair en van elkaar afhankelijk. Beoefend, ervaren en gerealiseerd, zijn ze zowel een middel als een hoogtepunt van yoga Sadhana.