A. Bemoediging voor vervolgde christenen.
1. (1-2) Een groet van Paulus en zijn medewerkers.
Paulus, Silvanus en Timotheüs, Aan de gemeente van de Thessalonicenzen in God onze Vader en de Here Jezus Christus: Genade en vrede van God, onze Vader, en de Here Jezus Christus.
a. Paulus, Silvanus en Timoteüs: Paulus reisde met deze mannen en samen hebben zij bijgedragen aan deze brief. Hoewel de naam Paulus als eerste wordt genoemd, waren zowel Silvanus als Timoteüs zijn vertrouwde metgezellen.
i. Silvanus (ook bekend als Silas) was een lange en ervaren metgezel van Paulus. Hij reisde met Paulus op zijn tweede zendingsreis en werd gevangen genomen en met Paulus vrijgelaten in de gevangenis van Filippi (Handelingen 16:19-27). Toen Paulus voor het eerst naar Thessalonica kwam, ging Silas met hem mee (Handelingen 17:1-9), dus de Thessalonikers kenden Silvanus goed. Hij werkte ook met Paulus samen aan de eerste brief aan de Thessalonicenzen (1 Thessalonicenzen 1:1).
ii. Timotheüs was een inwoner van Lystra, een stad in de provincie Galatië (Handelingen 16:1-3). Hij was de zoon van een Griekse vader (Handelingen 16:1), en een Joodse moeder, Eunice genaamd (2 Timoteüs 1:5). Vanaf zijn jeugd was hij door zijn moeder en grootmoeder onderwezen in de Schriften (2 Timoteüs 1:5; 3:15). Timoteüs was een betrouwbare metgezel en medewerker van Paulus, en hij vergezelde Paulus op veel van zijn zendingsreizen. Paulus zond Timotheüs al eerder naar de Tessalonicenzen (1 Tessalonicenzen 3:2). Met Silvanus was Timotheüs ook een medewerker aan Paulus’ eerste brief aan de Tessalonicenzen (1 Tessalonicenzen 1:1).
b. Aan de gemeente van de Thessalonicenzen: Paulus zelf stichtte de gemeente te Thessalonika op zijn tweede zendingsreis (Handelingen 17:1-9). Hij was slechts korte tijd in de stad omdat hij door vijanden van het Evangelie werd verdreven. Maar de kerk van de achtergebleven Thessalonikers was levend en actief. Paulus’ diepe bezorgdheid over deze jonge gemeente, die hij plotseling moest verlaten, vormde de aanleiding tot deze brief – volgend op de brief van 1 Thessalonicenzen.
c. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en de Here Jezus Christus: Paulus bracht zijn gebruikelijke groet aan de Thessalonische christenen, hen begroetend in de genade en vrede van God de Vader.
i. Morris citeert Bicknell: “Het Grieks maakt duidelijk dat de Vader en Christus één bron zijn. Het is opmerkelijk dat zelfs op deze vroege datum de Zoon naast de Vader wordt geplaatst als de bron van goddelijke genade, zonder dat enig commentaar nodig is.”
2. (3-4) Paulus’ dank en opschepperij over de Thessalonicenzen.
Wij zijn verplicht God altijd voor u te danken, broeders, zoals het betaamt, omdat uw geloof zeer toeneemt en de liefde van een ieder van u jegens elkander overvloedig is, zodat wij zelf ons over u beroemen onder de gemeenten van God vanwege uw geduld en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen die u doorstaat,
a. Wij zijn verplicht God altijd voor u te danken: Voor Paulus was het geven van dank voor Gods grote werk een verplichting – hij was daartoe verplicht, en het was passend, vanwege het werk dat God in de Thessalonische christenen deed.
i. Paulus’ bewoordingen zijn hier sterk. “Paulus heeft reeds een zeer hartelijke brief geschreven, die enkele passages van hoge lof voor de Thessalonische kerk bevat. Het is waarschijnlijk dat zij in de daaropvolgende communicaties die zij met hem hadden gehad (hetzij per brief, hetzij door mondelinge overlevering) hadden gezegd dat zij zulke lof niet waardig waren. Paulus houdt sterk vol dat zijn woorden niet te sterk waren geweest.” (Morris)
ii. “Het is uw plicht Hem te loven. U bent gebonden door de banden van zijn liefde, zolang u leeft, om zijn naam te zegenen. Het is gepast en aangenaam dat u dat doet. Het is niet alleen een aangename oefening, maar het is de absolute plicht van het christelijk leven om God te loven.” (Spurgeon)
b. Omdat je geloof buitengewoon groeit: Paulus dankte God omdat de Thessalonicenzen hadden:
– Overvloedig groeiend geloof.
– Overvloedige liefde.
– Geduld en geloof in alle… vervolgingen en verdrukkingen.
i. Dit geloof en deze liefde, bloeiend te midden van vervolgingen en verdrukkingen, deed Paulus roemen over de Thessalonikers tegenover andere gemeenten.
ii. “Zijn werkwoord voor ‘groeit buitengewoon’ is een ongewoon werkwoord (hier alleen in de Griekse Bijbel), en geeft de gedachte van een zeer krachtige groei.” (Morris)
iii. Spurgeon legde uit hoe je een sterk en groeiend geloof kunt krijgen: “Door dat middel moet je groeien. Dit is zo met geloof. Doe alles wat u kunt, en doe dan een beetje meer; en wanneer u dat kunt, doe dan een beetje meer dan u kunt. Heb altijd iets in de hand dat groter is dan je huidige vermogen. Groei er naar toe, en wanneer je er naar toe gegroeid bent, groei meer.”
c. Zodat wij zelf: Dit “is een zeer nadrukkelijke uitdrukking, veel nadrukkelijker dan we in zo’n verband zouden hebben verwacht. Het impliceert een sterke tegenstelling.” (Morris) Het idee is dat hoewel het ongebruikelijk was voor iemand die een gemeente stichtte om te roemen in het succes en de gezondheid ervan, Paulus zo onder de indruk was van wat God aan het doen was onder de Thessalonicenzen dat zelfs Paulus de vrijheid nam om te roemen in dat werk.
i. “Door deze woorden toont Paulus ons dat wij verplicht zijn God te danken, niet alleen wanneer Hij ons een gunst bewijst, maar ook wanneer wij de goedheid beschouwen die Hij aan onze broeders heeft bewezen.” (Calvijn)
B. De vervolgden Thessalonikers en hun vervolgers.
1. (5-7) De vervolging en verdrukking van de Thessalonicenzen zetten de gerechtigheid van God in het licht.
Wat een openbaar bewijs is van het rechtvaardig oordeel Gods, opdat gij moogt waardig geacht worden het Koninkrijk Gods, waarvoor gij ook lijdt; daar het een rechtvaardige zaak van God is, degenen, die u benauwen, met verdrukking te vergelden, en u, die benauwd zijt, rust te geven bij ons, wanneer de Here Jezus met Zijn machtige engelen uit den hemel zal geopenbaard worden,
a. Wat een duidelijk bewijs is van het rechtvaardig oordeel van God: Gods rechtvaardig oordeel was aan het werk onder de Thessalonicenzen, beginnend bij het huis van God (1 Petrus 4:17), en hen zuiverend als volgelingen van Jezus. Het goede resultaat – hen het koninkrijk van God waardig te tonen – was het duidelijke bewijs dat God goed was door hen de vervolgingen en verdrukkingen te laten ondergaan die in 2 Tessalonicenzen 1:4 worden beschreven.
i. Wij denken gewoonlijk dat God afwezig is wanneer wij lijden, en dat ons lijden Gods rechtvaardig oordeel in twijfel trekt. Paulus nam precies het tegenovergestelde standpunt in en benadrukte dat het lijden van de Thessalonicenzen een bewijs was van het rechtvaardige oordeel van God. Waar lijden gepaard gaat met rechtvaardige volharding, is Gods werk gedaan. De vuren van vervolging en verdrukking waren als de zuiverende vuren van een raffineerder, die de resten van het goud wegbrandden en zuiver, kostbaar metaal voortbrachten.
ii. De gedachte achter waardig verklaard is niet “als waardig gezien” maar “als waardig gerekend” als in een rechterlijk vonnis. Paulus’ gebed was dat de waardigheid van Jezus aan de Thessalonische christenen mocht worden toegerekend.
b. Daar het een rechtvaardige zaak is bij God: Veel mensen trekken de rechtvaardigheid van Gods oordeel in twijfel. Zij menen dat Gods liefde en Zijn oordeel met elkaar in tegenspraak zijn. Maar Gods oordeel is gebaseerd op het grote geestelijke principe dat het een rechtvaardige zaak van God is om degenen die kwaad doen te vergelden. Aangezien God rechtvaardig is, zal Hij alle kwaad vergelden, en het zal allemaal geoordeeld en verantwoord worden, hetzij aan het kruis, hetzij in de hel.
i. Het oordeel van God betekent dat er niets onbelangrijks is in mijn leven. Alles is onder het oog van de God aan wie ik verantwoording moet afleggen.
ii. “Een wereld waarin uiteindelijk geen recht werd gedaan, zou helemaal niet Gods wereld zijn.” (Hiebert)
c. Het met verdrukking vergelden van hen die u lastig vallen: God werd ook als rechtvaardig getoond toen zij die de Thessalonicenzen vervolgden met verdrukking werden vergolden naar hun boze werken. Zij geloofden waarschijnlijk dat zij God een gunst hadden bewezen toen zij de christenen vervolgden, maar de rechtvaardige God zou hen vergelden en niet belonen.
i. “Vaak wordt vergelding voorgesteld als het overkomen van mensen in de toekomende wereld, maar er zijn niet genoeg passages die aangeven dat het kan werken in het hier en nu (b.v. Rom. 1:24, 26, 28).” (Morris)
ii. We kunnen een uitspraak als 2 Thessalonicenzen 1:6 in ongeveer dezelfde context zien als die passages in de Psalmen waar de schrijver zijn vijanden gelukkig wenst – ze zijn een gebed van het toevertrouwen van het oordeel over deze vijanden aan God, in plaats van persoonlijk het initiatief te nemen.
iii. De verdrukking over deze vervolgers van Gods volk is niet als een louterend vuur. Het is als het vuur van een zuiver en heilig oordeel.
d. En om u, die verontrust zijt, rust te geven: De Thessalonische christenen werden vervolgd en hadden verdrukking; en God gebruikte het tot Zijn heerlijkheid. Maar de tijd van vervolging zou niet duren. Een dag van rust is beloofd voor iedere gelovige.
2. (8-10) De komende dag van oordeel voor zowel de vervolgden als hun vervolgers.
In vlammend vuur wraak nemend over hen die God niet kennen, en over hen die het evangelie van onze Here Jezus Christus niet gehoorzamen. Dezen zullen gestraft worden met een eeuwig verderf van de tegenwoordigheid des Heeren en van de heerlijkheid zijner macht, wanneer Hij komt, op dien dag, om verheerlijkt te worden in zijn heiligen en om bewonderd te worden onder allen, die gelooven, omdat ons getuigenis onder u geloofd is.
a. In vlammend vuur wraak nemend: Zo zal de dag des oordeels zijn voor hen die de Thessalonicenzen vervolgden. Voor de vervolgers, hen die God niet kennen, en hen die het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen, zal dat een dag van wraak en eeuwig verderf zijn.
i. In vlammend vuur: Het is niet het vuur dat de hel maakt tot wat zij is. In de vurige oven waren de drie Joodse jongemannen volkomen op hun gemak, zolang de Heer bij hen was in het vuur (Daniël 3). Wat de hel werkelijk kenmerkt is dat de mensen daar uit de tegenwoordigheid van de Heer zijn, in de zin van los zijn van alles wat goed of gezegend is in Gods tegenwoordigheid. Uit de tegenwoordigheid des Heren vat het bijbelse begrip van de hel samen. Er hoeft niets meer gezegd te worden over de verschrikkingen ervan, behalve dat de hel volledig verstoken zal zijn van God en elk aspect van Zijn karakter, behalve één: Zijn onverbiddelijke heilige gerechtigheid.
ii. Het is niet verkeerd voor God om wraak te nemen; we begrijpen dit als we begrijpen wat het woord betekent in de oude Griekse taal. “Het woord dat ‘wraak’ betekent, heeft geen associaties met wraakzucht. Het is een samenstelling op basis van dezelfde wortel als het woord ‘rechtvaardig’ in de verzen 5 en 6, en het heeft het idee van een vastberaden bestuur van onwrikbare gerechtigheid.” (Morris) Het idee is de toepassing van volledige gerechtigheid op de overtreder; niets meer en niets minder.
iii. Eeuwigdurend verderf: Wij moeten niet van het idee worden afgebracht dat de straf voor de goddelozen eeuwig is. Zoals de zegeningen van de hemel eeuwig zijn, is de straf van de hel ook eeuwig. “De eeuwigdurende duur van deze dood wordt bewezen uit het feit dat haar tegendeel de heerlijkheid van Christus is. Deze is eeuwig en kent geen einde.” (Calvijn)
b. Om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en om bewonderd te worden onder allen die geloven: Voor de vervolgde heiligen, zij die geloven, zal op die Dag God in hen verheerlijkt worden, en zij zullen Jezus meer dan ooit zien en bewonderen.
i. “Om zo’n aantal arme, zondige, verachtelijke wormen uit het stof op te wekken tot zo’n sublieme staat van heerlijkheid en waardigheid, zal bewonderenswaardig zijn.” (Poole)
ii. Wij zullen bewonderen wat God in anderen en in ons heeft gedaan. “Zij die naar de heiligen kijken zullen een plotselinge verwondering van heilige verrukking voelen; zij zullen opgeschrikt worden door de verrassende heerlijkheid van het werk van de Heer in hen; ‘Wij dachten dat Hij grote dingen zou doen, maar dit! Dit overtreft het voorstellingsvermogen! Iedere heilige zal een wonder voor zichzelf zijn. Ik dacht dat mijn gelukzaligheid groot zou zijn, maar niet zoals dit! Al zijn broeders zullen een wonder zijn voor de volmaakte gelovige. Hij zal zeggen: ‘Ik dacht dat de heiligen volmaakt zouden zijn, maar ik had nooit gedacht dat zo’n transfiguratie van buitensporige heerlijkheid op ieder van hen zou worden gelegd. Ik had me niet kunnen voorstellen dat mijn Heer zo goed en genadig zou zijn.'” (Spurgeon)
c. Omdat ons getuigenis onder u geloofd werd: Dit toont het verschil aan tussen iemand die voor het oordeel bestemd is en iemand die voor de heerlijkheid bestemd is. Het verschil is het geloof in de boodschap die Paulus verkondigde (ons getuigenis), het eenvoudige Evangelie van Jezus Christus.
i. Paulus wist wat het was om veranderd te worden van een vervolger in de vervolgde. Hij geloofde het getuigenis van het Evangelie van Jezus Christus, en het veranderde zijn leven.
3. (11-12) Paulus’ gebed voor de Thessalonicenzen.
Daarom bidden wij ook altijd voor u, dat onze God u deze roeping waardig rekent, en al het welbehagen van zijn goedertierenheid en het werk des geloofs met kracht vervult, opdat de naam van onze Here Jezus Christus in u verheerlijkt worde, en gij in Hem, naar de genade van onze God en de Here Jezus Christus.
a. Daarom bidden wij ook altijd: Daar de Thessalonische christenen zich midden in vervolging en verdrukking bevonden, hadden zij gebed nodig. Hier verzekert Paulus hen dat hij en zijn medewerkers altijd voor hen bidden.
b. Dat onze God u deze roeping waardig rekent: God geeft de christenen een hoge roeping, genoemd in de vorige zin. De roeping is om Hem in ons verheerlijkt te zien bij Zijn komst. Paulus bidt terecht dat de Thessalonicenzen deze roeping waardig geacht mogen worden, en hij wijst manieren aan om deze roeping te vervullen.
i. Wij leven Zijn roeping waardig wanneer wij al het welbehagen van Zijn goedheid vervullen, door Zijn goedheid aangeraakte levens leiden, en Zijn goedheid tonen.
ii. Wij leven Zijn roeping waardig wanneer wij … het werk des geloofs met kracht vervullen, door in Jezus te geloven en Zijn werk rondom ons door het geloof te zien geschieden.
iii. Wij leven Zijn roeping waardig wanneer de naam van onze Here Jezus Christus in ons wordt verheerlijkt. Wij begrijpen dat dit meer betekent dan de naam van onze Here Jezus als een woord, maar ook als een uitbeelding van Zijn karakter.
iv. Wij leven Zijn roeping waardig wanneer wij in Hem verheerlijkt zijn, wanneer Hij alleen onze bron van heerlijkheid en verheffing is, en wie wij in Jezus zijn belangrijker is dan wie wij in iets anders zijn.
c. Volgens de genade van onze God en de Here Jezus Christus: Dit grote werk om waardig te leven naar Zijn roeping kan alleen gebeuren volgens de genade van God. Het gebeurt door Zijn kracht, gunst en aanvaarding in ons te werken, bewegend langs onze wil en medewerking.