Het watervasthoudend vermogen van een bodem is een zeer belangrijke agronomische eigenschap. Bodems die grote hoeveelheden water vasthouden, zijn minder onderhevig aan uitspoelingsverliezen van voedingsstoffen of bestrijdingsmiddelen die in de bodem zijn toegepast. Dit komt doordat een bodem met een beperkt waterbergend vermogen (b.v. zandleem) veel eerder het verzadigingspunt bereikt dan een bodem met een groter waterbergend vermogen (b.v. kleileem). Nadat een bodem met water is verzadigd, worden al het overtollige water en een deel van de voedingsstoffen en bestrijdingsmiddelen die zich in de bodemoplossing bevinden, in het bodemprofiel naar beneden uitgespoeld.

Het watervasthoudend vermogen van de bodem wordt hoofdzakelijk bepaald door de bodemtextuur en het gehalte aan organische stof in de bodem. De bodemtextuur is een afspiegeling van de korrelgrootteverdeling van een bodem. Een voorbeeld is een slibleembodem met 30% zand, 60% slib en 10% kleideeltjes. In het algemeen geldt dat hoe hoger het percentage slib- en kleideeltjes is, hoe groter het waterbergend vermogen. De kleine deeltjes (klei en silt) hebben een veel groter oppervlak dan de grotere zanddeeltjes. Door dit grote oppervlak kan de bodem een grotere hoeveelheid water vasthouden. Ook de hoeveelheid organisch materiaal in een bodem is van invloed op het watervasthoudend vermogen. Naarmate het gehalte aan organisch materiaal in een bodem toeneemt, neemt ook het waterbergend vermogen toe, als gevolg van de affiniteit van organisch materiaal voor water.

In de afgelopen 100 jaar zijn over de hele wereld vele laboratoriummethoden ontwikkeld om het waterbergend vermogen van de bodem te bepalen. Bij deze methoden wordt gebruik gemaakt van allerlei speciale apparatuur om te bepalen hoeveel water een bodem onder uiteenlopende omstandigheden kan vasthouden. De meeste van deze methoden beginnen met een met water verzadigd grondmonster. Het verzadigde monster wordt op een poreuze keramische plaat gelegd die vervolgens in een gesloten kamer wordt geplaatst. Een bekende hoeveelheid druk wordt dan in de kamer gebracht, waardoor het water uit het grondmonster in de poreuze plaat wordt geperst en uit de kamer verdwijnt (zie het plaatje met 1/3 bar). Het waterbergend vermogen van de grond wordt bepaald door de hoeveelheid water die in het grondmonster wordt vastgehouden ten opzichte van het drooggewicht van het monster. De bij deze verschillende methoden uitgeoefende druk kan variëren van 1/3 atmosfeer druk (ongeveer 5 psi) tot 15 atmosfeer druk (ongeveer 225 psi).

Een paar methoden om het watervasthoudend vermogen te bepalen worden uitgevoerd zonder dat er druk van buitenaf wordt uitgeoefend. Het apparaat voor de “0 Bar” watervasthoudingsmethode is afgebeeld in de onderstaande figuur. Bij deze methode wordt een grondmonster verzadigd met water uit een aangrenzend vat, waarbij het waterniveau in het midden van de grond wordt gehouden (zie onderstaande figuur). Zodra in dit systeem een evenwicht is bereikt, wordt het bodemmonster gewogen. Het waterbergend vermogen wordt berekend aan de hand van het gewicht van het water dat in het monster wordt vastgehouden ten opzichte van het drooggewicht van het monster. De “Europese” methode voor maximale waterretentiecapaciteit is een andere methode waarbij geen gebruik wordt gemaakt van externe druk. Bij deze methode wordt het grondmonster in een cilinder verzadigd met water. De cilinder wordt op een absorberend membraan geplaatst totdat het overtollige water door de zwaartekracht is weggezogen (zie het diagram rechts). Zodra een evenwicht is bereikt, wordt het waterbergend vermogen berekend aan de hand van het gewicht van het water in het monster ten opzichte van het drooggewicht van het monster.

AGVISE Laboratories biedt een groot aantal analysemethoden waaruit onze klanten kunnen kiezen. In een poging om enige verwarring omtrent deze verschillende methoden voor watervasthoudend vermogen weg te nemen, hebben wij vier monsters getest met elk van de acht methoden die wij momenteel aanbieden. Zoals u in de tabellen (linksboven) kunt zien, zijn er grote verschillen in het watervasthoudend vermogen van een bodem, afhankelijk van de gebruikte methode. In de meeste situaties weten onze klanten precies welke methode zij nodig hebben, zodat er geen verwarring ontstaat. In andere gevallen helpen wij onze klanten te kiezen welke methode hun de meest bruikbare informatie zal opleveren. De meest gevraagde methoden voor watervasthoudend vermogen zijn de 1/3 Bar-methode, die gewoonlijk wordt aangeduid als veldcapaciteit en de 15 Bar-methode, die bekend staat als het verwelkingspunt (zie afbeelding 15 Bar). In de toekomst kunnen deze methoden veranderen of meer gestandaardiseerd worden naarmate het onderzoek en het testen een meer globaal karakter krijgen. Wij zullen ons best doen om onze klanten op de hoogte te houden van eventuele wijzigingen van deze methoden. Als u vragen heeft over de verschillende methoden die worden gebruikt om het watervasthoudend vermogen te bepalen of vragen heeft over andere analysemethoden, kunt u een van onze technische medewerkers bellen.

Articles

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.