Context: Lichaamsbeweging wordt geassocieerd met sterftevoordelen, maar simpelweg energie uitgeven door een activiteit in de vrije leefomgeving van een individu kan overlevingsvoordelen opleveren.
Doelstelling: Bepalen of de energie-uitgaven van vrijlevende activiteiten geassocieerd zijn met sterfte door alle oorzaken bij oudere volwassenen.
Opzet, setting en deelnemers: De energie-uitgaven van vrijlevende activiteiten werden gemeten bij 302 hoog-functionerende, in de gemeenschap wonende oudere volwassenen (tussen 70 en 82 jaar). De totale energie-uitgaven werden gedurende 2 weken gemeten met dubbel gelabeld water. De metabolische snelheid in rust werd gemeten met indirecte calorimetrie en het thermische effect van maaltijden werd geschat op 10% van de totale energie-uitgaven. Het energieverbruik bij vrij leven werd berekend als: (totale energie-uitgaven x 0,90) – metabolische snelheid in rust. De deelnemers werden gevolgd gedurende gemiddeld 6,15 jaar (1998-2006).
Belangrijkste uitkomstmaten: Vrijlevende activiteit energie-uitgaven (3 tertielen: laag, <521 kcal/d; midden, 521-770 kcal/d; hoog, >770 kcal/d) en all-cause mortaliteit.
Resultaten: Vijfenvijftig deelnemers (18,2%) overleden tijdens de follow-up. Als een continue risicofactor, was een SD toename in de energie-uitgaven van de vrij levende activiteit (287 kcal/d) geassocieerd met een 32% lager risico op sterfte na correctie voor leeftijd, geslacht, ras, studieplaats, gewicht, lengte, percentage lichaamsvet, en slaapduur (hazard ratio, 0,68; 95% betrouwbaarheidsinterval, 0,48-0,96). Met dezelfde aanpassingen hadden personen in het hoogste tertiel van energie-uitgaven voor vrijlevende activiteit een significant lager sterfterisico vergeleken met het laagste tertiel (hazard ratio, 0,31; 95% betrouwbaarheidsinterval, 0,14-0,69). Het absolute risico op overlijden was 12,1% in het hoogste tertiel van energieverbruik voor activiteiten versus 24,7% in het laagste tertiel; absolute risico’s waren vergelijkbaar met deze voor tertielen van fysiek activiteitenniveau. Het effect van het energieverbruik voor lichaamsbeweging in de vrije tijd veranderde weinig na verdere correctie voor zelfgerapporteerde gezondheid, opleiding, prevalente gezondheidsaandoeningen, en rookgedrag. Volgens de zelfrapportage hadden personen met een hoger niveau van vrijlevende activiteitsenergie meer kans om betaald te werken (P = .004) en traplopen (P = .01), maar zelfgerapporteerde hoge intensiteit lichaamsbeweging, lopen voor lichaamsbeweging, lopen anders dan voor lichaamsbeweging, vrijwilligerswerk, en zorgverlening verschilden niet significant tussen de tertielen van activiteitsenergie-uitgaven.
Conclusies: Objectief gemeten vrijlevende activiteitsenergieuitgaven waren sterk geassocieerd met een lager risico op sterfte bij gezonde oudere volwassenen. Gewoon energie uitgeven door een activiteit kan de overleving bij oudere volwassenen beïnvloeden.