Achtergrond: Ondanks het feit dat femorale impingement tegen de anterieure inferieure iliacale wervelkolom (AIIS) in toenemende mate wordt erkend, is er geen beschrijving van morfologische kenmerken van de AIIS bij heupdysplasie en hun effect op de range of motion (ROM) van de heup bij totale heupartroplastie (THA). Het doel is om de botmorfologie van de AIIS bij heupdysplasie te evalueren en na te gaan of de morfologie van invloed is op de ROM van de heup bij THA.
Methoden: Er werd gebruik gemaakt van simulatiesoftware op basis van computertomografie om 3-dimensionale botmodellen te maken en virtuele simulaties uit te voeren. Met behulp van de computertomografische gegevens van 85 patiënten (mannen: n = 25, vrouwen: n = 60, gemiddelde leeftijd: 60,9) met heupartrose als gevolg van dysplasie, maten wij de rechte, verticale en horizontale afstanden tussen de antero-inferieure rand van de AIIS en het rotatiecentrum in sagittale en axiale aanzichten. De anterior en laterale versies van de AIIS werden ook gemeten. Wij berekenden de ROM van flexie (Flex), en interne rotatie (Int-R) bij THA in de software, en analyseerden de correlaties daartussen.
Resultaten: De AIIS prominence is groter en strekt zich meer anterior en lateraal uit bij mannen dan bij vrouwen. Bovendien, hoe langer de patiënt, hoe meer de AIIS anterior en lateraal uitsteekt. Wij vonden dat Flex en Int-R omgekeerd evenredig afnamen met de grootte en de laterale versie van de AIIS.
Conclusie: Onze resultaten toonden aan dat de AIIS botmorfologie de ROM van Flex en Int-R aanzienlijk beïnvloedt, vooral bij patiënten met een lateraal grote AIIS botanatomie bij THA. Bovendien geeft ons resultaat aan dat de morfologische kenmerken van AIIS in heupdysplasie verschillend kunnen zijn tussen mannen en vrouwen.